ECLI:NL:RBDHA:2024:6148
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenvergoeding
Op 24 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. B.H. Wezeman, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, met als argument dat Tsjechië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 april 2024 behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er een andere uitspraak was gedaan in een aanverwante zaak (NL24.11832), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, gezien de uitkomst van de bodemzaak. De staatssecretaris is veroordeeld tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan verzoekster, omdat haar gemachtigde een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend en aan de zitting had deelgenomen. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier N. Walstra, en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.