Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] ,
[naam] ,
[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
allen van Syrische nationaliteit,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 26 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij hun referent in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 22 december 2023. Op 9 februari 2024 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en dat het beroep kennelijk gegrond is. Daarom heeft de rechtbank besloten om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris binnen 90 dagen na de aanvraag had moeten beslissen, maar deze termijn was verstreken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht voorlopig toegewezen, en dit verzoek definitief goedgekeurd. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.