Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam],geboren op [geboortedatum]
[naam],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, van Syrische nationaliteit, op 29 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij hun referent in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Op 10 januari 2024 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. Vervolgens hebben zij op 9 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, aangezien het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van 90 dagen voor het beslissen op de aanvraag heeft overschreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50. Het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht is voorlopig toegewezen, aangezien zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling.