ECLI:NL:RBDHA:2024:6290
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsverdeling onder Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Afghaanse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 26 maart 2024 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft samen met zijn gestelde echtgenote en haar familie op 13 november 2023 asiel aangevraagd. De rechtbank heeft op 22 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die zouden aantonen dat het asiel- en opvangsysteem in Duitsland tekortschiet. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om de gestelde gezinsband in het terugnameverzoek aan Duitsland te vermelden, aangezien deze niet aannemelijk is gemaakt. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor het bestaan van een duurzaam huwelijk met zijn gestelde echtgenote, en de rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen hoeft te worden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.