In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder op een verzoek tot vernietiging/rectificatie van politiegegevens. Eiser, wonende in [woonplaats], stelt dat hij belanghebbende is bij het verzoek van de indiener, omdat de betreffende politiegegevens over hem gaan. Verweerder, de politiechef eenheid Den Haag, heeft op 10 januari 2023 besloten op het verzoek van de indiener, waarbij gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het verzoek, maar niet tot vernietiging van de gegevens is overgegaan.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Tijdens deze zitting heeft eiser de rechter gewraakt, maar dit verzoek is op 3 januari 2024 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 opnieuw behandeld. Eiser is van mening dat verweerder hem had moeten informeren over het verzoek van de indiener, maar de rechtbank volgt verweerder in zijn oordeel dat eiser geen belanghebbende is bij het besluit. De politiegegevens bevatten een melding die gedaan zou zijn door de indiener en zijn niet op eiser betrekking hebbend.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.