ECLI:NL:RBDHA:2024:6310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
22/003469-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het handelen in cocaïne en de oplegging van gevangenisstraf en taakstraf

Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren op Curaçao in 1983, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in cocaïne. De verdachte was gedurende een periode van ruim een maand actief in de handel van cocaïne, waarbij hij in totaal 9,5 gram cocaïne in zijn bezit had. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting, waar de verdachte aanwezig was, de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 5 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er vorderingen tot tenuitvoerlegging gedaan met betrekking tot eerdere voorwaardelijke straffen, waarbij de proeftijd is verlengd en bijzondere voorwaarden zijn opgelegd. De rechtbank heeft ook beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen, waarbij de verdovende middelen zijn onttrokken aan het verkeer en andere voorwerpen verbeurd zijn verklaard. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: ; 22/003469-22 (tul) en 09/313202-22 (tul)
Datum uitspraak: 26 april 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 op Curaçao,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 12 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk-Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.B. Spaargaren naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks de periode van 2 december 2023 tot en met 12 januari 2024 te Zoetermeer meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 12 januari 2024 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14,9 gram in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten waarbij ten aanzien van feit 2 de hoeveelheid moet worden gecorrigeerd van 14,9 naar 9,5 gram.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van feit 2 de hoeveelheid moet worden gecorrigeerd van 14,9 naar 9,5 gram en zich voor het overige met betrekking tot de bewijsbeslissing gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen feiten 1 en 2
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024012887, van de politie eenheid Den Haag, Flexteam Zoetermeer - Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 165).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 april 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 januari 2024 (p. 42 en 43);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 januari 2024 (p. 46 t/m 48);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 januari 2024 (p. 53 en 54);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 januari 2024 (p. 22);
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 maart 2024 (losbladig);
7. Geschriften, te weten zes rapporten van het Nederlands Forensisch instituut d.d. 13 maart 2024 en 14 maart 2024;
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2024 (losbladig);
9. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch instituut d.d. 13 maart 2024.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij
inde periode van 2 december 2023 tot en met 12 januari 2024 te Zoetermeer meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïnezijnde
cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2
hij op 12 januari 2024 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad
9,5gram van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde
cocaïneeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de volgende omstandigheden. De verdachte kon tijdens de voorlopige hechtenis vanwege een tekort aan personeel bij de penitentiaire inrichting niet naar de uitvaart van zijn overleden zus, terwijl hij hiervoor wel toestemming had gekregen van de directeur. Dat de verdachte geen afscheid heeft kunnen nemen van zijn overleden zus valt hem zwaar. Bovendien heeft de verdachte de feiten bekend en wil hij met zijn verdere leven aan de slag. Dit lukt hem alleen niet zelfstandig. De reclassering vindt reclasseringsbemoeienis en aanvullende voorwaarden geïndiceerd, ondanks dat de verdachte tijdens zijn lopende proeftijden opnieuw in aanraking is gekomen met justitie. De raadsman heeft verzocht om in de onderhavige strafzaak een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden op te leggen en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd te koppelen aan het reeds lopende toezicht onder parketnummer 09/313202-22.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een maand schuldig gemaakt aan handel in cocaïne. Dit betreft een stof waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid en die kan leiden tot verslaving bij de gebruikers hiervan. Door zich hiermee in te laten ondersteunt de verdachte tevens het in stand houden van drugsgerelateerde overlast en ondermijnende (zware) criminaliteit. De verdachte heeft kennelijk slechts gehandeld uit eigen financieel belang en heeft daarbij geen enkel oog gehad voor de consequenties van zijn handelen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor handelen in en het aanwezig hebben van harddrugs. Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte op 11 april 2024 door de politierechter is veroordeeld voor overtreding van feiten uit de Wegenverkeerswet 1994 tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. De rechtbank zal daarom rekening houden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de adviezen van de reclassering over de verdachte van 15 januari 2024 en 5 april 2024. De reclassering concludeert dat de verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding geen passende dagbesteding had en dat er problemen waren in de financiële situatie. De verdachte ontving een uitkering, welke werd verlaagd toen hij ging samenwonen en er is sprake van schuldenproblematiek. Ook heeft de verdachte problemen op het gebied van zijn middelengebruik. Tijdens een eerder opgelegd reclasseringstoezicht is geprobeerd om schuldhulpverlening op te starten en om een ADHD- en IQ-test bij De Waag uit te voeren, maar dat kwam niet goed van de grond vanwege aanhouding van de verdachte in de onderhavige zaak. Hoewel de verdachte tijdens zijn lopende proeftijden opnieuw in aanraking is gekomen met justitie en er een hoge kans op recidive aanwezig lijkt, is de reclassering van mening dat de inzet van interventies de bestaande risicofactoren kunnen doen verlagen. De reclassering is van mening dat aanvullende voorwaarden geïndiceerd zijn. De verdachte lijkt gemotiveerd het eerdere en aangescherpte plan van aanpak voort te zetten en te werken aan een toekomst zonder justitiecontacten. Zo heeft hij kenbaar gemaakt dat hij afstand wil nemen van zijn netwerk in Zoetermeer door in [plaats 1] te gaan wonen. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het hebben van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
Strafmodaliteit en strafmaat
Op de door de verdachte gepleegde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank kijkt bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) noemt als uitgangspunt voor het verhandelen van harddrugs gedurende meer dan een maand, doch minder dan drie maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De rechtbank weegt daarbij mee dat de pleegperiode in dit geval korter is dan drie maanden, maar dat er wel sprake is van recidive. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 5 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan de verdachte moeten worden opgelegd om te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. De rechtbank zal deze voorwaarden, voor zover die nog niet waren opgelegd, koppelen aan het toezicht onder parketnummer 09/313202-22, zoals hierna wordt uiteengezet.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
Parketnummer 22/003469-22
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 maart 2024 gevorderd dat de door het gerechtshof Den Haag op 6 november 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
De officier van justitie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging gewijzigd in die zin dat wordt gevorderd dat in plaats van een last tot tenuitvoerlegging ten aanzien van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, zal worden gelast en de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Parketnummer 09/313202-22
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 maart 2024 gevorderd dat de door de meervoudige kamer van deze rechtbank op 23 juni 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 220 dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
De officier van justitie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging gewijzigd in die zin dat wordt gevorderd dat ten aanzien van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 220 dagen de proeftijd wordt verlengd met één jaar en dat daarbij de bijzondere voorwaarden worden gewijzigd in de zin dat de voorwaarden worden opgelegd zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat rekening moet worden gehouden met de executieperikelen die spelen. Het uitzitten van straffen wordt vaak opgeschort, waardoor het uitzitten van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen naar verwachting niet aansluitend aan de detentie in de onderhavige zaak zal volgen. Dit betekent dat de verdachte op een gegeven moment weer terug zou moeten in detentie op het moment dat hij aan de slag is met de reclassering. Dit is onwenselijk, want de verdachte heeft hulp nodig om een normaal leven op te kunnen bouwen. De raadsman heeft verzocht om de proeftijd van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 09/313202-22 te verlengen en om aan die zaak de voorwaarden te koppelen zoals door de reclassering in de onderhavige zaak is geadviseerd. De raadsmaan heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 22/003469-22 af te wijzen, omdat het gaat om een andersoortig delict. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de proeftijd te verlengen en meer subsidiair om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, is er aanleiding om de vorderingen tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. De rechtbank zal dat in dit geval echter niet (in zijn geheel) doen. De rechtbank acht het in het kader van het verkleinen van de kans op recidive van belang dat het traject van de verdachte bij de reclassering niet opnieuw door detentie wordt doorkruist.
Parketnummer 09/313202-22
De rechtbank acht termen aanwezig voor verlenging van de proeftijd van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Den Haag d.d. 6 november 2023. De bijzondere voorwaarden zullen daarbij worden gewijzigd in die zin dat die worden aangevuld met de bijzondere voorwaarden van ambulante behandeling en middelencontrole, zoals door de reclassering in het advies van 5 april 2024 geadviseerd.
Parketnummer 22/003469-22
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank te Den Haag d.d. 23 juni 2023 en de omzetting daarvan in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 160 uren.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde voorwerp (de verdovende middelen) dient te worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder 2 en 3 genoemde voorwerpen (de telefoon en de administratie) verbeurd dienen te worden verklaard.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp (de verdovende middelen) onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2 en 3 genoemde voorwerpen (de telefoon en de administratie), verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36b, 36c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf, 09/313202-22 ;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van de rechtbank te Den Haag d.d. 23 juni 2023, gewezen onder parketnummer 09/313202-22, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 220 dagen met één jaar;
wijzigt de bijzondere voorwaarden, zodat deze als volgt komen te luiden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres [adres] , [postcode] [plaats 2] op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, onder behandeling stelt van De Waag, of soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorgverlener dat noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Exodus of een soortgelijke instelling te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur, nader te bepalen door de reclassering;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik van de veroordeelde te beheersen. De reclassering kan urine- en ademonderzoek gebruik voor de controles. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf, 22-003469-22;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Den Haag d.d. 6 november 2023, gewezen onder parketnummer 22/003469-22, te weten gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, en gelast in plaats van een last tot tenuitvoerlegging te geven van deze straf, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis;
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1500-2024012734-3077509);
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten:
3 STK Administratie (Omschrijving: PL1500-2024012734-3077615)
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1500-2024012734-3077298, zwart, merk: Apple iphone);
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Guljé, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2024.