ECLI:NL:RBDHA:2024:6328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
NL24.14662
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser met problemen door strafzaak en huwelijk met Ahmadiyyaa vrouw

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Pakistaanse nationaliteit, heeft op 8 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 2 april 2024 door verweerder als ongegrond is afgewezen. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij problemen heeft gehad in Pakistan vanwege zijn betrokkenheid bij een strafzaak en zijn huwelijk met een vrouw van de Ahmadiyya gemeenschap. De rechtbank heeft op 19 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar de problemen die hij aanvoert zijn ongeloofwaardig geacht. De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat de strafzaak tegen eiser is heropend en dat hij nog steeds problemen ondervindt. Ook de problemen die eiser stelt te ondervinden vanwege zijn huwelijk met een Ahmadiyya vrouw zijn niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dat verweerder geen aanleiding had om een aanvullend gehoor te houden, ondanks de vermeende psychische gesteldheid van eiser. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14662

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. O.C. Bondam),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imami - Kalloemisier).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 8 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 2 april 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond [1] .
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Hairan als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1985 en de Pakistaanse nationaliteit te hebben. Eiser stelt dat hij Pakistan in 2011 voor het laatst verlaten heeft. Na binnenkomst op het grondgebied van de Europese Unie heeft eiser meerdere asielaanvragen ingediend, o.a. in Roemenië, Hongarije, Duitsland en België. Ondanks een geaccepteerde Dublinclaim is eiser in 2022 niet tijdig overgedragen aan België en is hij vervolgens in de nationale asielprocedure opgenomen.
2.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Pakistan problemen heeft gehad vanwege betrokkenheid bij een strafzaak, waarin hij na zijn eigen vrijspraak niet wilde getuigen tegen twee nieuwe verdachten. Ook stelt eiser problemen te hebben in Pakistan, omdat zijn echtgenote tot de Ahmadiyya behoort. De broers van eiser willen hem hierdoor geen contact meer met hem, een zekere [naam 1] wil hem hierom vermoorden en eiser kan vanwege zijn huwelijk met een Ahmadiyya-vrouw ook geen paspoort verkrijgen bij de Pakistaanse autoriteiten.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen naar aanleiding van de rechtszaak;
Problemen naar aanleiding van het huwelijk met een Ahmadiyya;
3.1
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn, mede vanwege een overgelegde kopie van de identiteitskaart van eiser, geloofwaardig geacht.
3.2
Verweerder acht geloofwaardig dat er een rechtszaak tegen eiser heeft plaatsgevonden. De problemen naar aanleiding van deze rechtszaak zijn echter ongeloofwaardig geacht. Redengevend daarvoor is dat niet valt in te zien waarom eiser nog steeds problemen heeft sinds hij is vrijgesproken. Niet met stukken onderbouwd is namelijk dat de strafzaak is heropend en dat momenteel sprake is van twee extra verdachten, waartegen eiser niet wenst te getuigen. Eiser heeft daarnaast vaag verklaard over deze twee extra verdachten met wie hij problemen zou hebben. Ook heeft verweerder het ongerijmd geacht dat eiser in 2016 van plan was om zelfstandig terug te keren naar Pakistan, terwijl zijn in 2013 vermoorde zus dit hem heeft afgeraden.
3.3
De problemen vanwege het huwelijk met een Ahmadiyya-vrouw zijn ook ongeloofwaardig geacht. Redengevend daarvoor is dat eiser ten eerste niet met stukken aangetoond heeft dat hij getrouwd is en dat zijn gestelde echtgenote tot de Ahmadiyya behoort. Ook heeft verweerder betrokken dat eiser vaag verklaard heeft over het dreigtelefoontje van een zekere [naam 2] en dat eiser de gestelde dreigberichten niet heeft kunnen tonen. Verweerder heeft ook betrokken dat het ongerijmd is dat de broers van eiser geen contact meer met hem willen, maar dat één van zijn broers ervoor gezorgd heeft dat zijn geboorteakte naar eiser is gefaxt.
3.4
Nu de problemen van eiser vanwege de rechtszaak en zijn huwelijk met een Ahmadiyya vrouw ongeloofwaardig zijn geacht en niet gebleken is dat eiser bij terugkeer naar Pakistan anderszins gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade heeft, is de asielaanvraag van eiser afgewezen.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat uit het verslag van het nader gehoor duidelijk blijkt dat eiser verward is. Het had daarom op de weg van verweerder gelegen om een aanvullend gehoor met eiser te houden, zodat eiser een kans krijgt om de door verweerder geconstateerde bijzonderheden en tegenstrijdigheden op te helderen. Door geen aanvullend gehoor met eiser te houden heeft verweerder ten onrechte geen passende steun geboden aan een kwetsbare asielzoeker, zoals eiser. Deze handelswijze is in strijd is met Werkinstructie 2015/8 [2] van verweerder over bijzondere, procedurele waarborgen. Reeds hierom is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In geschil is enkel of het bestreden besluit voldoende zorgvuldig is voorbereid. Meer specifiek twisten partijen over de vraag of verweerder vanwege de vermeende psychische gesteldheid van eiser tijdens het nader gehoor aanleiding had moeten zien om een aanvullend gehoor te houden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om een aanvullend gehoor met eiser te houden. Niet gebleken is dat er tijdens het nader gehoor op 25 maart 2024 onvoldoende rekening is gehouden met de medische klachten van eiser. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt namelijk dat de gehoormedewerker voorafgaand aan de inhoudelijke vragen over het asielrelaas uitgebreid gesproken heeft met eiser over zijn medische problemen en de mogelijke beperkingen die deze zouden kunnen opleveren voor het gehoor [3] . Eiser heeft desgevraagd geantwoord dat hij zal aangeven als hij ergens moeite mee heeft [4] , dat hij aangeeft als hij pauze wil [5] en dat hij zich lichamelijk en geestelijk goed genoeg voelt om het gehoor te laten plaatsvinden [6] . Ook is met eiser besproken hoe de gehoormedewerker zo goed mogelijk rekening kan houden met het Medifirst-advies [7] . Nu uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat er meerdere pauzes zijn gehouden, dat de gehoormedewerker uitgebreid aandacht heeft besteed aan de medische beperkingen van eiser en dat de gehoormedewerker bij vermeende onduidelijkheden altijd gecheckt heeft of de antwoorden goed begrepen werden, is de rechtbank van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om een aanvullend gehoor met eiser te organiseren. De stelling dat eiser tijdens het gehoor dusdanig verward was dat aan hem bijzondere procedurele waarborgen als bedoeld in WI 2015/8 moesten worden verstrekt wordt niet gevolgd. Eiser heeft ten eerste, zowel in de zienswijze als in de beroepsgronden, niet gespecificeerd welke bijzondere, procedurele waarborgen noodzakelijk voor hem waren. De enkele stelling dat een aanvullend gehoor nodig is zonder te onderbouwen wat eiser in dit aanvullend gehoor nog nader zou willen toelichten of welke bijzondere voorzieningen in dat aanvullende gehoor, anders dan in het nader gehoor, aanwezig zouden moeten zijn is daartoe onvoldoende. Ook ter zitting hebben eiser en zijn gemachtigde dit standpunt niet nader geconcretiseerd. Van een onzorgvuldig gehoor of anderszins onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit is niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Ook het terugkeerbesluit blijft in stand.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Werkinstructie 2015/8 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), zie deze link;
3.Verslag nader gehoor, pagina 2, 3 en 4.
4.Verslag nader gehoor, pagina 2.
5.Verslag nader gehoor, pagina 4.
6.Verslag nader gehoor, pagina 3.
7.Verslag nader gehoor, pagina 3.