ECLI:NL:RBDHA:2024:6328
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser met problemen door strafzaak en huwelijk met Ahmadiyyaa vrouw
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Pakistaanse nationaliteit, heeft op 8 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 2 april 2024 door verweerder als ongegrond is afgewezen. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij problemen heeft gehad in Pakistan vanwege zijn betrokkenheid bij een strafzaak en zijn huwelijk met een vrouw van de Ahmadiyya gemeenschap. De rechtbank heeft op 19 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar de problemen die hij aanvoert zijn ongeloofwaardig geacht. De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat de strafzaak tegen eiser is heropend en dat hij nog steeds problemen ondervindt. Ook de problemen die eiser stelt te ondervinden vanwege zijn huwelijk met een Ahmadiyya vrouw zijn niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dat verweerder geen aanleiding had om een aanvullend gehoor te houden, ondanks de vermeende psychische gesteldheid van eiser. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.