ECLI:NL:RBDHA:2024:6367
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.L.M. Steinebach - de Wit
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 18 maart 2024 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die samen met zijn minderjarige neefje naar Nederland was gereisd, betoogde dat de overdracht aan Duitsland zou leiden tot schending van zijn rechten onder het Handvest en het EVRM, en dat hij niet adequaat behandeld was door de Duitse autoriteiten.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel toepaste, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser slaagde er niet in om met objectieve informatie aan te tonen dat Duitsland niet aan zijn verplichtingen voldeed. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de asielaanvraag van eiser onverplicht in behandeling te nemen op basis van bijzondere individuele omstandigheden, zoals de afhankelijkheid van zijn neefje. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.