ECLI:NL:RBDHA:2024:6375
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening en medische omstandigheden
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 19 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L. Sinoo, had zich afgemeld voor de zitting op 12 maart 2024, waar de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. M. de Jong, wel aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, op basis van de Dublinverordening. Eiser had aangevoerd dat het besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen, omdat er geen uitstel was verleend voor het indienen van een zienswijze en er onvoldoende onderzoek was gedaan naar zijn medische situatie. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiser en dat de afwijzing van het verzoek om uitstel terecht was. Eiser had geen overtuigende argumenten aangedragen die de staatssecretaris zouden verplichten om de aanvraag wel in behandeling te nemen.
Daarnaast heeft eiser een beroep gedaan op het arrest C.K. van het Hof van Justitie, waarin wordt gesteld dat overdracht naar een andere lidstaat niet mag plaatsvinden als dit ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van de betrokken persoon. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat eiser in Frankrijk adequate medische zorg zal ontvangen. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn situatie in Frankrijk onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.