ECLI:NL:RBDHA:2024:6395

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
NL24.9075
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van de Dublinverordening met betrekking tot Frankrijk en indirect refoulement

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, met de Oegandese nationaliteit, heeft op 25 oktober 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, nadat hij met een door Frankrijk afgegeven visum het land was binnengekomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 4 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening.

De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening, op 27 maart 2024 behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris was aanwezig, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich voorafgaand aan de zitting afmeldden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat er systematische tekortkomingen zijn in de opvang in Frankrijk en dat hij vreest voor indirect refoulement naar Oeganda. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van dergelijke tekortkomingen of systeemfouten in de Franse asielprocedure.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in Frankrijk geen adequate opvang kan krijgen, en de rechtbank wijst erop dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van een reëel risico op indirect refoulement bij eiser ligt. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening, en dat de staatssecretaris geen proceskostenveroordeling hoeft toe te passen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9075

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 4 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op 27 maart 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris is verschenen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser heeft de Oegandese nationaliteit. Hij is met een door Frankrijk afgegeven visum Nederland ingereisd, waarna hij op 25 oktober 2023 een asielaanvraag heeft ingediend. Niet in geschil is dat Frankrijk op grond van dit afgegeven visum op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening verantwoordelijk is.
Toetsingskader
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2]
Kan ten aanzien van Frankrijk worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
Tekortkoming in de opvang
6. Eiser betoogt dat sprake is van systematische tekortkomingen in Frankrijk, omdat in strijd wordt gehandeld met de Opvangrichtlijn. Hij vreest in Frankrijk geen opvang te krijgen en op straat te belanden. De staatssecretaris moet, gelet op het feit dat de Franse autoriteiten zich niet hebben bekommerd om het lot van eiser, onderzoeken in hoeverre adequate opvang zal worden geboden aan eiser voordat hij wordt overgedragen. Eiser verwijst daarbij naar het AIDA rapport over het jaar 2021. [3]
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser heeft aangevoerd over de opvang(voorzieningen) in Frankrijk ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [4] (Afdeling) heeft eerder geoordeeld dat de vreemdeling met het AIDA-rapport (update 2022) niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Frankrijk geen opvang kan krijgen, omdat het voornoemde rapport geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvang van asielzoekers in Frankrijk dan informatie die de Afdeling in haar eerdere uitspraken heeft betrokken (update 2021). Uit al de algemene bronnen blijkt – evenals uit de AIDA-rapporten – dat de opvangmogelijkheden in Frankrijk weliswaar schaars zijn, maar dat niet gebleken is dat opvang onmogelijk of geheel ontoegankelijk is voor eiser. De enkele vrees van eiser dat hij weer op straat zal komen te leven na terugkeer naar Frankrijk is onvoldoende concreet om te oordelen dat sprake is van structurele tekortkomingen in het asielsysteem die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt of overschrijden. Ook de verklaringen van eiser over wat hij heeft meegemaakt in Frankrijk kunnen daartoe niet leiden. Daarnaast is niet gebleken dat eiser zich niet op zinvolle wijze over voorkomende problemen met de asielopvang, dan wel zijn asielprocedure zou kunnen beklagen bij de Franse autoriteiten.
Vrees voor indirect refoulement
7. Eiser betoogt dat hij in Frankrijk vreest voor indirect refoulement en om te worden teruggestuurd naar Oeganda, omdat de Franse autoriteiten aan eiser hebben medegedeeld dat hij zou worden teruggestuurd naar Oeganda. In Frankrijk heeft men geen passende (woon)plek voor eiser en hij vreest dat de Franse autoriteiten de weg van de minste weerstand zullen bewandelen.
7.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris mag bij de beoordeling welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, uitgaan van het vermoeden dat de lidstaten het verbod op refoulement niet schenden. Het uitgangspunt is dat lidstaten aan personen die om internationale bescherming verzoeken op een effectieve en gelijkwaardige manier bescherming bieden aan de in het Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM vastgelegde grondrechten. De bewijslast om een reëel risico op indirect refoulement aannemelijk te maken, ligt bij eiser.
7.2.
Het Hof van Justitie heeft zich in haar uitspraak van 30 november 2023 [5] uitgelaten over het toetsingskader van indirect refoulement in het kader van de Dublinprocedure. Hieruit volgt dat de rechtbank niet mag onderzoeken of er in Frankrijk een risico op schending van het beginsel van non-refoulement bestaat, wanneer de rechtbank niet vaststelt dat er in Frankrijk sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor personen die om internationale bescherming verzoeken. [6] Meningsverschillen tussen de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de verzoekende lidstaat, enerzijds, en van de aangezochte lidstaat, anderzijds, over de uitlegging van de materiële voorwaarden voor internationale bescherming tonen niet aan dat er sprake is van systeemfouten. [7] Eiser heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake zou zijn van systeemfouten in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Frankrijk. Daarom onderzoekt de rechtbank niet of er in Frankrijk een risico op schending van het beginsel van non-refoulement bestaat.
8. De staatssecretaris heeft in het voorgaande ook geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met zaaknummer NL24.9076.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Pagina 104 en verder.
4.Zie de uitspraak van 9 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3737.
5.ECLI:EU:C:2023:934.
6.ECLI:EU:C:2023:934, r.o. 142.
7.ECLI:EU:C:2023:934, r.o. 142.