ECLI:NL:RBDHA:2024:6395
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van de Dublinverordening met betrekking tot Frankrijk en indirect refoulement
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, met de Oegandese nationaliteit, heeft op 25 oktober 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, nadat hij met een door Frankrijk afgegeven visum het land was binnengekomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 4 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening.
De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening, op 27 maart 2024 behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris was aanwezig, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich voorafgaand aan de zitting afmeldden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat er systematische tekortkomingen zijn in de opvang in Frankrijk en dat hij vreest voor indirect refoulement naar Oeganda. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van dergelijke tekortkomingen of systeemfouten in de Franse asielprocedure.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in Frankrijk geen adequate opvang kan krijgen, en de rechtbank wijst erop dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van een reëel risico op indirect refoulement bij eiser ligt. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening, en dat de staatssecretaris geen proceskostenveroordeling hoeft toe te passen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.