Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Eiser voert aan dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. Op 15 juni 2023 zou een hoorzitting met referent plaatsvinden, maar deze ging niet door vanwege de privéomstandigheden van de hoormedewerker en een misverstand aan de zijde van verweerder. Met verweerder was daarom afgestemd dat referent alvast schriftelijke vragen van verweerder zou beantwoorden. Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat de schriftelijke beantwoording van de vragen volstond en dat er geen hoorzitting meer hoefde plaats te vinden. Tijdens een hoorzitting had referent meer uitleg kunnen geven over zijn pogingen om de documenten op de door verweerder verwachte wijze te legaliseren.
Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb [2] kan verweerder van het horen afzien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand in redelijkheid geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. De Afdeling [3] heeft op 6 juli 2022 [4] een uitspraak gedaan over de hoorplicht in vreemdelingenzaken. Daaruit volgt dat het uitgangspunt is dat een vreemdeling wordt gehoord in bezwaar. Dit uitgangspunt geldt te meer in zaken waarin er beoordelingsruimte is en de beslissing sterk afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, onder meer in zaken waar artikel 8 van het EVRM [5] een rol speelt. Verder volgt uit de uitspraak van 6 juli 2022 dat terughoudend moet worden omgegaan met uitzonderingen op de hoorplicht. Daarbij heeft de Afdeling erop gewezen dat met de hoorplicht ook wordt beoogd om het vertrouwen tussen burgers en de overheid te versterken en draagvlak te creëren voor besluiten. De vraag of van een gehoor kan worden afgezien, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Als relevante omstandigheid heeft de Afdeling onder meer genoemd de mate waarin een vreemdeling bereidwillig en actief de inspanningen heeft verricht die redelijkerwijs van hem verwacht kunnen worden bij het verkrijgen en tijdig aanleveren van de verzochte informatie. De vuistregel is dat naarmate een vreemdeling meer inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te verkrijgen en daarover heeft gecommuniceerd, het meer in de rede ligt om hem uit te nodigen voor een hoorzitting.
alvastschriftelijke vragen zouden worden gesteld aan referent. Dit laatste impliceert dat een hoorzitting nog zou volgen, zoals eiser ook heeft gemeend. Uit het dossier blijkt verder niet dat verweerder met de gemachtigde van eiser en referent de afspraak heeft gemaakt dat kon worden volstaan met de schriftelijke vragen. Een hoorzitting had in dit geval ook in de rede gelegen. De rechtbank wijst hierbij op de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 waaruit blijkt dat het uitgangspunt dat een vreemdeling wordt gehoord in bezwaar des te meer geldt in zaken als de onderhavige en de door referent verrichte inspanningen om de documenten te legaliseren. Tijdens een hoorzitting had verweerder referent nader kunnen bevragen over de legalisatie van de documenten en de gezinsband met eiser.