ECLI:NL:RBDHA:2024:6406
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.G. Matze
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende tijdelijke bescherming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.G. Matze, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, dat op 31 januari 2024 aan verzoekster is medegedeeld, houdt in dat haar tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigt. Verzoekster heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het beroep.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, onder zaaknummer NL24.9082. Hierdoor is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten van de procedure niet op de verweerder worden verhaald.
De uitspraak is op 23 april 2024 bekendgemaakt en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. Dit betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is en verzoekster zich moet schikken naar de uitspraak.