ECLI:NL:RBDHA:2024:6454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
NL24.5749
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens ongeloofwaardigheid van bedreigingen door Al-Shabaab en werkzaamheden voor ngo

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 30 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 8 februari 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en de voorlopige voorziening op 7 maart 2024. Eiser stelt dat hij vanwege zijn werkzaamheden voor een niet-gouvernementele organisatie (ngo) in Somalië bedreigd is door Al-Shabaab, wat hem heeft doen besluiten te vluchten.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig acht, maar de verklaringen over zijn werkzaamheden voor de ngo en de bedreigingen door Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn werkzaamheden, maar de rechtbank concludeert dat deze documenten van beperkte bewijswaarde zijn en niet overeenkomen met zijn verklaringen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de bedreigingen door Al-Shabaab niet voldoende zijn onderbouwd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van Al-Shabaab staat.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De rechtbank wijst erop dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gevaar loopt bij terugkeer naar Somalië, en dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de terugkeer niet in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5749

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002. Hij heeft op 30 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 8 februari 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de voorlopige voorziening hangende het beroep van eiser, [1] op 7 maart op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft in Somalië gewerkt bij [organisatie], een niet-gouvernementele organisatie (ngo) die opkomt voor de rechten van vrouwen. Hij is vanwege zijn werkzaamheden voor deze ngo meerdere keren bedreigd door Al-Shabaab. Als gevolg van deze bedreigingen is hij uit Somalië gevlucht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Werkzaamheden ngo
3. Bedreigingen Al-Shabaab
5.1.
De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over zijn werkzaamheden voor de ngo en de bedreigingen van Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn.
Mocht de staatssecretaris de werkzaamheden van eiser voor de ngo (het tweede asielelement) ongeloofwaardig achten?
6. Eiser stelt dat de staatssecretaris zijn werkzaamheden voor de ngo ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser stelt zijn werkzaamheden voldoende te hebben onderbouwd door middel van een kopie van zijn werkpasje en een kopie van een verklaring van [organisatie]. Uit deze stukken blijkt dat hij als
finance officerwerkzaam is geweest. Daarnaast zijn de werkzaamheden van eiser via e-mail bevestigd door de voorzitter van [organisatie]. Verder stelt de staatssecretaris ten onrechte dat de overgelegde documenten haaks staan op de afgelegde verklaringen van eiser over zijn precieze werkzaamheden voor [organisatie]. Eiser heeft verklaard dat hij (financiële) overzichten maakte van de benodigdheden voor de seminars en betrokken was bij de inkoop en financiële administratie voor deze seminars. Deze werkzaamheden stonden ten dienste van het organiseren van seminars en behoren tot de taken van een boekhouder. Verder stelt de staatssecretaris ten onrechte dat de door eiser tijdens het gehoor genoemde doelstellingen van [organisatie] niet overeenkomen met de daadwerkelijke doelstellingen van deze ngo. Op de website van [organisatie] wordt namelijk een doelstelling genoemd die erop duidt dat [organisatie] jonge vrouwen wil stimuleren om onderwijs te volgen. Dit is in lijn met wat eiser tijdens het gehoor heeft verklaard. Daar komt nog bij dat eiser enkel de middelbare school heeft afgerond, waardoor niet van hem kan worden verwacht dat hij in detail kan verklaren over de doelstelling van [organisatie].
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de werkzaamheden van eiser voor de ngo ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft in de eerste plaats terecht aan eiser tegengeworpen dat de door hem overgelegde documenten slechts van beperkte (bewijs)waarde zijn. Het betreft immers geen originele documenten, maar kopieën die niet op echtheid kunnen worden onderzocht. Daarnaast stelt de staatssecretaris wat betreft de e-mail van [organisatie] terecht dat hieraan een sturende vraagstelling van eiser ten grondslag ligt en dat ook dit afbreuk doet aan de bewijswaarde van deze e-mail. Verder werpt de staatssecretaris terecht tegen dat de documenten die eiser heeft ingediend, voor zover van de inhoud daarvan kan worden uitgegaan, haaks staan op de verklaringen die eiser heeft afgelegd over zijn werkzaamheden bij [organisatie]. Uit deze documenten blijkt immers dat eiser boekhouder was voor [organisatie], terwijl hij (ook) heeft verklaard dat hij seminars organiseerde. De taken van een finance officer die beschreven staan in het document komen dan ook niet (geheel) overeen met hetgeen eiser verklaarde over zijn werkzaamheden. Tot slot heeft de staatssecretaris niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen wat betreft de doelstellingen van [organisatie] tijdens het nader gehoor niet overeenkomen met de daadwerkelijke doelstelling van [organisatie]. [organisatie] is volgens hun site namelijk feitelijk gericht op het bevorderen van de rechten van vrouwelijke journalisten en het bevorderen van de positie van de Somalische vrouwelijke journalist, terwijl eiser heeft verklaard dat de organisatie zich in het algemeen op vrouwenrechten gericht.
Mocht de staatssecretaris de problemen van eiser met Al-Shabaab (het derde asielelement) ongeloofwaardig achten?
7. Eiser stelt dat de staatssecretaris de bedreigingen door Al-Shabaab ten onrechte ongeloofwaardig acht. Eiser bestrijdt in de eerste plaats dat hij ongerijmd over de bedreigingen heeft verklaard. Hij stelt dat het niet vreemd is dat hij de eerste bedreiging niet serieus nam, aangezien er niets is gebeurd. Ook reageerde de moeder van eiser luchtig toen hij haar vertelde over deze eerste bedreiging, waardoor hij de ernst daarvan ook niet meteen inzag. Pas na de derde bedreiging zag hij in dat de situatie dreigend was, aangezien twee van zijn collega’s waren gedood door Al-Shabaab. Verder stelt eiser zo goed als hij kon inzichtelijk te hebben gemaakt hoe Al-Shabaab hem identificeerde en traceerde. Hij heeft daarover verklaard dat hij hoogstwaarschijnlijk werd gevolg door spionnen van Al-Shabaab, zonder dat hij dit wist. Hem kan daarom niet worden tegengeworpen dat hij niet kan verklaren hoe Al-Shabaab hem precies heeft geïdentificeerd en getraceerd.
7.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Eiser voert terecht aan dat niet van hem kan worden verwacht dat hij uitvoerige kennis heeft over hoe de spionnen van Al-Shabaab hem hebben geïdentificeerd en getraceerd. Dat eiser onvoldoende heeft kunnen verklaren hoe Al-Shabaab zijn telefoonnummer hebben achterhaald en wisten wie hij was, kan hem dan ook niet worden tegengeworpen. Dat laat echter onverlet dat de staatssecretaris zich op het standpunt mocht stellen dat eiser ongerijmd heeft verklaard over de bedreigingen door Al-Shabaab. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat het bevreemdend is dat eiser de bedreigingen van Al-Shabaab pas na de derde bedreiging serieus nam, terwijl hij zich als jongeman uit Somalië altijd bewust was van het ernstige gevaar van Al-Shabaab. Daar komt nog bij dat eiser expliciet heeft verklaard dat hij wist dat het werk dat hij deed in zekere zin risicovol was. [2] Het valt daarom niet in te zien waarom eiser de bedreigingen door Al-Shabaab pas serieus nam nadat zijn collega’s werden gedood. Het betoog van eiser slaagt daarom niet.
Mocht de staatssecretaris het asielrelaas van eiser onvoldoende zwaarwegend achten?
8. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn asielrelaas ten onrechte onvoldoende zwaarwegend heeft geacht. Eiser wijst er in de eerste plaats op dat hij niet kan terugkeren naar zijn woonplaats Burhakaba, omdat deze door Al-Shabaab wordt gecontroleerd. Verder kan eiser ook niet terugkeren naar Mogadishu, omdat Al-Shabaab de frequentie van haar operaties daar sinds augustus 2020 heeft opgeschroefd en in staat was om daar in 2022 meerdere aanvallen uit te voeren. Al-Shabaab behield vervolgens een aanzienlijk netwerk van leden en informaten in de stad. Hoewel de aanvallen voornamelijk gericht zijn tegen overheidsfunctionarissen, bepaalde zakenlieden, journalisten, medewerkers van ngo’s of anderen die als loyaal aan de overheid of buitenlandse machten werden gezien, lopen ook anderen het risico om slachtoffer van dergelijke aanvallen te worden. [3]
8.1.
Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat de terugkeer van eiser niet in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft zijn betoog gebaseerd op zijn stelling dat hij vreest voor Al-Shabaab door zijn werkzaamheden bij de ngo. De staatssecretaris heeft deze problemen echter, zoals hiervoor is overwogen, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Al-Shabaab. Eiser kan dus terugkeren naar Mogadishu en Burhakaba. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij in Mogadishu en Burhakaba ook los van zijn gestelde problemen gevaar loopt door bedreigingen van Al-Shabaab. Zoals de staatssecretaris op de zitting heeft gesteld en eiser op de zitting heeft erkend, valt uit het Algemeen Ambtsbericht af te leiden zowel Mogadishu als Burhakaba niet onder de controle van Al-Shabaab staat. [4] De enkele stelling dat Al-Shabaab in Mogadishu in de afgelopen jaren meer aanvallen heeft uitgevoerd dan in de jaren daarvoor, is verder onvoldoende om aan te nemen dat specifiek eiser het risico loopt om van deze aanvallen slachtoffer te worden, temeer omdat uit de door eiser aangehaalde informatie volgt dat deze aanvallen zijn gericht tot specifieke groepen personen waartoe eiser – mede gelet op wat onder 6 tot en met 7.1 is overwogen – niet behoort.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
9. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL24.5750.
2.Nader gehoor, pagina 8.
3.Eiser wijst ter onderbouwing op het Algemeen Ambtsbericht over Somalië van juni 2023.
4.Zie het Algemeen Ambtsbericht over Somalië van juni 2023, p. 91.