ECLI:NL:RBDHA:2024:6477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
NL23.40375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ingangsdatum verblijfsvergunning en niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning beoordeeld. Eiser, geboren op [geboortedatum] en met de Jemenitische nationaliteit, heeft op 15 september 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Op 27 december 2023 heeft hij beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Met het bestreden besluit van 20 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid eisers aanvraag ingewilligd, maar eiser is het niet eens met de ingangsdatum van de verleende verblijfsvergunning, die loopt van 15 september 2022 tot 15 september 2027.

De rechtbank heeft op 11 april 2024 de zaak behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van verweerder aanwezig was. Eiser stelt dat de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning moet worden vastgesteld op de datum van de loopbrief, die hij op 11 september 2022 heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn voor asielaanvragen begint met de ondertekening van het M35-H-formulier en niet met de afgifte van de loopbrief. Dit volgt uit eerdere rechtspraak van de rechtbank Den Haag.

De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist. Het beroep tegen het bestreden besluit wordt ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien eiser niet tijdig is overgedragen aan Polen en de ingebrekestelling prematuur was. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40375

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van de aan hem verleende verblijfsvergunning.
1.1.
Op 27 december 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
1.2.
Met het bestreden besluit van 20 februari 2024 heeft verweerder eisers aanvraag ingewilligd. Eiser heeft desgevraagd aangegeven het ook niet eens te zijn met dat besluit.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Jemenitische nationaliteit. Op 15 september 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag ingewilligd. Aan eiser is een verblijfsvergunning verleend die geldig is van 15 september 2022 tot 15 september 2027.
4. Eiser voert aan dat de ingangsdatum van de aan hem verleende verblijfsvergunning onjuist is. Hij legt de op 11 september 2022 door hem ontvangen loopbrief over en stelt dat dit de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning dient te zijn.
5. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb [1] heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen van rechtswege ook betrekking op het inmiddels genomen bestreden besluit, nu eiser het niet eens is met de ingangsdatum van aan hem verleende verblijfsvergunning en aldus niet geheel tegemoet is gekomen aan het beroep.
6. Omdat verweerder alsnog op de aanvraag van eiser heeft beslist, heeft eiser geen procesbelang meer bij een uitspraak op het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat de beslistermijn voor asielaanvragen zoals bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Vw [2] aanvangt met het ondertekenen van het daartoe bestemde M35-H-formulier en niet met de afgifte van de loopbrief. Daarmee volgt de rechtbank de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 februari 2024. [3] De rechtbank heeft in die uitspraak gemotiveerd dat bij afgifte van de loopbrief nog geen sprake is van een ingediende asielaanvraag, dat hiervan naar nationaal recht eerst sprake van is als een M35-H-formulier is ingevuld en ondertekend en dat het nationale recht hiermee in lijn is met de Procedurerichtlijn. Eiser heeft op 15 september 2022 een asielaanvraag ingediend middels het M35-H-formulier. Verweerder heeft dan ook terecht met ingang van 15 september 2022 een verblijfsvergunning aan eiser verleend.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling voor het beroep tegen het niet tijdig beslissen. Vast staat dat eiser niet tijdig is overgedragen aan Polen, waarna hij is opgenomen in de nationale procedure. Bij brief van 26 mei 2023 heeft verweerder aangegeven dat de beslistermijn 15 maanden bedraagt. Uitgaande van de aanvraagdatum van 15 september 2022 betekent dit dat er uiterlijk op 15 december 2023 een besluit genomen had moeten zijn. Eiser heeft verweerder op 11 december 2023 en daarmee voor het einde van de beslistermijn in gebreke gesteld. De ingebrekestelling is dus prematuur en daarom niet rechtsgeldig. De proceskosten komen daarmee niet voor inwilliging in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit van 20 februari 2024 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 28 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2511.