In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning beoordeeld. Eiser, geboren op [geboortedatum] en met de Jemenitische nationaliteit, heeft op 15 september 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Op 27 december 2023 heeft hij beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Met het bestreden besluit van 20 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid eisers aanvraag ingewilligd, maar eiser is het niet eens met de ingangsdatum van de verleende verblijfsvergunning, die loopt van 15 september 2022 tot 15 september 2027.
De rechtbank heeft op 11 april 2024 de zaak behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van verweerder aanwezig was. Eiser stelt dat de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning moet worden vastgesteld op de datum van de loopbrief, die hij op 11 september 2022 heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn voor asielaanvragen begint met de ondertekening van het M35-H-formulier en niet met de afgifte van de loopbrief. Dit volgt uit eerdere rechtspraak van de rechtbank Den Haag.
De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist. Het beroep tegen het bestreden besluit wordt ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien eiser niet tijdig is overgedragen aan Polen en de ingebrekestelling prematuur was. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 april 2024.