ECLI:NL:RBDHA:2024:6540
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser met wisselende verklaringen over drugsoverlast
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de verweerder, het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 28 februari 2024 als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 28 maart 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De eiser, die stelt dat hij problemen heeft ondervonden vanwege het stelen van drugs, heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn situatie. Hij beweert dat hij in Algerije is veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en dat hij na zijn vrijlating is gevlucht omdat de mannen van wie hij drugs heeft gestolen hem nog steeds achtervolgen. De rechtbank oordeelt dat de verweerder terecht twijfels heeft geuit over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser, vooral gezien de inconsistenties in zijn verklaringen.
De rechtbank concludeert dat de verweerder voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de problemen van eiser ongeloofwaardig zijn en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst de aanvraag af, zonder vergoeding van proceskosten.