ECLI:NL:RBDHA:2024:6540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
NL24.7895
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser met wisselende verklaringen over drugsoverlast

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de verweerder, het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 28 februari 2024 als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 28 maart 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De eiser, die stelt dat hij problemen heeft ondervonden vanwege het stelen van drugs, heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn situatie. Hij beweert dat hij in Algerije is veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en dat hij na zijn vrijlating is gevlucht omdat de mannen van wie hij drugs heeft gestolen hem nog steeds achtervolgen. De rechtbank oordeelt dat de verweerder terecht twijfels heeft geuit over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser, vooral gezien de inconsistenties in zijn verklaringen.

De rechtbank concludeert dat de verweerder voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de problemen van eiser ongeloofwaardig zijn en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst de aanvraag af, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7895

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de verweerder van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. L. Hartog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 28 februari 2024 afgewezen als ongegrond. [1]
2. De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
Het asielrelaas
4. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in gevecht is geraakt met drie mannen van wie hij hasj heeft gestolen. Voor dit gevecht is eiser door de Algerijnse autoriteiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Na acht maanden in de gevangenis te hebben gezeten, is eiser vrijgelaten. Op dat moment kwam eiser erachter dat de drie mannen van wie hij drugs heeft gestolen nog steeds naar hem op zoek zijn. Om die reden heeft eiser Algerije verlaten.
Het bestreden besluit
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen vanwege het stelen van drugs.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, maar acht niet geloofwaardig dat eiser problemen heeft vanwege het stelen van drugs.
Volgens verweerder heeft eiser wisselend verklaard over met wie hij in gevecht is geweest en over hoe lang het duurde na zijn vrijlating voordat hij Algerije verliet. Ook vindt verweerder dat eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd over hoe hij wist dat de drie mannen nog op zoek zijn naar hem en over het doen van aangifte. Daarnaast heeft eiser geen documentatie van zijn veroordeling en bewijs van de aangiftes overgelegd.
De beroepsgronden
6. Eiser bestrijdt dat hij wisselend heeft verklaard over met wie hij heeft gevochten. Zijn verklaringen moeten als aanvullend en meer gedetailleerd worden gezien. Hij moet zich hebben vergist over hoe lang na zijn vrijlating hij uit Algerije is gevlucht. Eiser kon onmogelijk ongezien acht tot negen maanden ondergedoken hebben gezeten, omdat het niet mogelijk is om zo lang bij iemand onder te duiken. Zijn antwoord “van een kleine jongen uit de gevangenis” is geen aanpassing van een verklaring, maar een antwoord op de vraag hoe eiser erachter kwam dat hij werd gezocht. Door de moeilijke omstandigheden in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) had eiser moeite om zich tijdens het gehoor te concentreren. Volgens eiser loopt hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade.
Tot slot is eiser bezig met het opvragen van de documenten omtrent zijn veroordeling. Hij wilde geen originele documenten meenemen vanwege het gevaar van verlies en diefstal.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet onrechte het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft geacht. Zij overweegt daartoe als volgt.
Concentratieproblemen
8. De rechtbank overweegt dat het betoog van eiser dat hij als gevolg van de omstandigheden in de opvanglocatie concentratieproblemen had er niet toe kan leiden dat verweerder het voornemen en het bestreden besluit niet heeft mogen baseren op wat eiser tijdens het gehoor heeft verklaard. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat voorafgaand aan dat gehoor aan eiser is gevraagd of hij zich goed genoeg voelde om het gehoor te laten plaatsvinden. Ook is tussentijds gevraagd of eiser zich kon concentreren op het gehoor. Op deze vragen heeft eiser steeds bevestigend geantwoord. De rechtbank stelt vast dat eiser ook geen nadere toelichting heeft gegeven over de moeilijke omstandigheden in de opvanglocatie en de concentratieproblemen die hij als gevolg daarvan zou hebben.
Wisselende verklaringen
9. Verweerder heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat hij over meerdere aspecten van zijn asielrelaas wisselend heeft verklaard. Zo heeft eiser eerst verklaard dat de mensen van wie hij had gestolen anderen hadden ingehuurd om hem te mishandelen [2] en heeft hij later verklaard dat de drie mannen van wie hij heeft gestolen de personen zijn met wie hij in een gevecht is beland [3] . Eiser wordt door verweerder terecht niet gevolgd in zijn stelling dat het om aanvullende en meer gedetailleerde verklaringen gaat, omdat er een wezenlijk verschil zit tussen zijn verklaringen.
10. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiser over de periode tussen zijn vrijlating en het verlaten van Algerije wisselende verklaringen heeft afgelegd. Dat het mogelijk om een vergissing gaat, zoals eiser stelt, heeft verweerder niet hoeven volgen. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat het voor de hand had gelegen als eiser na ontvangst van het verslag van het nader gehoor een correctie op dit punt zou hebben ingediend, maar dat heeft hij niet gedaan. Voorts heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser heeft nagelaten om toe te lichten waarom hij onmogelijk ongezien acht tot negen maanden ondergedoken kan hebben gezeten. De enkele opmerking dat het niet mogelijk is om zo lang bij iemand onder te duiken, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden.
11. Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser niet consistent heeft verklaard over van wie hij heeft gehoord dat hij wordt gezocht door de mannen van wie hij drugs heeft gestolen. Eiser heeft hierover wisselende verklaringen afgelegd. In eerste instantie heeft eiser gezegd dat “het rondging” en dat zijn moeder hem heeft gebeld [4] maar daarna heeft hij verklaard dat er een kleine jongen was die hem kwam bezoeken in de gevangenis en het hem vertelde [5] . Ook voor deze verklaring geldt dat eiser geen correcties en aanvullingen heeft ingediend. Eiser stelt dat geen sprake is van een aanpassing van zijn verklaring, maar een antwoord op de vraag. Verweerder heeft eiser echter terecht tegengeworpen dat eiser diezelfde vraag eerder in het gehoor anders heeft beantwoord. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser geen toelichting of verklaring heeft gegeven voor deze wisselende verklaringen.
12. Voorts mocht verweerder aan eiser tegenwerpen dat hij geen documentatie van zijn veroordeling heeft overgelegd. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser, nu hij al sinds december 2021 in Europa verblijft, ruim de tijd heeft gehad om dergelijke documenten verkrijgen.
13. Tot slot stelt de rechtbank vast dat eiser niet heeft betwist dat hij wisselend heeft verklaard over het doen van aangifte, wat hem door verweerder in het voornemen is tegengeworpen.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde problemen vanwege het stelen van drugs ongeloofwaardig zijn.
Reëel risico op ernstige schade
15. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico loopt op ernstige schade. Voor deze stelling zijn geen aanknopingspunten terug te vinden in eisers verklaringen en ook in beroep heeft eiser deze stelling niet onderbouwd of toegelicht.

Conclusie en gevolgen

16. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
17. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verslag nader gehoor, p. 7
3.Verslag nader gehoor, p. 8
4.Verslag nader gehoor, p. 7
5.Verslag nader gehoor, p. 10