ECLI:NL:RBDHA:2024:6554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
C/09/663654 / JE RK 24-556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en ontwikkelingsbedreiging

Op 16 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn veel conflicten in de thuissituatie die escaleren, wat heeft geleid tot betrokkenheid van de politie. De kinderen vertonen opstandig gedrag en hebben problemen met hun schoolgang, waarbij [de minderjarige 1] sinds oktober 2023 niet meer naar school gaat.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 maart 2024, waar de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren, is de situatie besproken. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de Raad en erkent de zorgen over het gedrag van haar dochters. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders hun uiterste best doen, maar dat er tot nu toe onvoldoende verbetering is in de situatie. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging is en dat het noodzakelijk is om een jeugdbeschermer in te schakelen om de hulpverlening te coördineren.

De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ingesteld met ingang van 16 april 2024 tot 16 april 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/663654 / JE RK 24-556
Datum uitspraak: 16 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben, afzonderlijk van elkaar, de dag voor de zitting gesproken met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter enkele elementen uit die gesprekken met toestemming van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gedeeld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.3.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Aan het verzoek ligt – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag. De Raad maakt zich zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van deze tweeling. In de thuissituatie doen zich veel conflicten voor tussen de ouders enerzijds en [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] anderzijds die zodanig escaleren dat betrokkenheid van de politie meerdere keren noodzakelijk is geweest. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn zelfbepalend, vertonen soms agressief gedrag en accepteren geen gezag. Dit wordt steeds erger. [de minderjarige 1] zou inmiddels betrokken zijn bij een mishandeling. Het lukt de ouders niet om controle te krijgen over het gedrag van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . Pogingen om hen aan te spreken hebben weinig effect. Zij verzetten zich tegen de ouders en de hulpverleners. Op 29 maart 2024 heeft de politie een Veilig Thuis melding gedaan, omdat de kinderen waren weggelopen en er een conflict was ontstaan op straat. Daarnaast heeft de Raad ook zorgen over de schoolgang van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] gaat sinds oktober 2023 niet meer naar school. De ouders en [de minderjarige 1] pakken onvoldoende door als er advies wordt gegeven over schoolgang. [de minderjarige 2] is eerder gedoubleerd en zal dit jaar weer moeten doubleren, waardoor zij niet op haar huidige school kan blijven. [de minderjarige 2] is verwezen naar het loket passend onderwijs. De afgelopen periode is De Waag gestart bij het gezin en het gezin lijkt hiervan te profiteren. Ondanks de inzet van de vrijwillige hulpverlening is het tot op heden niet gelukt om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Het is noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij het gezin betrokken wordt die zo snel mogelijk de regie over de hulpverlening op zich gaat nemen en de ouders gaat ondersteunen. De komende tijd zal dan ook worden bekeken of er een diagnostisch onderzoek nodig is om zicht te krijgen op de onderliggende problematiek van de tweeling. Gelet op het voorgaande acht de Raad een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar passend en geboden.

4.De standpunten

4.1.
De moeder stemt in met het verzoek. De moeder erkent dat er zorgen zijn over het gedrag van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Zij heeft ter zitting uitvoerig over haar dochters verteld. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn erg beïnvloedbaar en dit beïnvloedt de thuissituatie op een heel negatieve manier. De moeder is blij dat de kinderen zich hebben opengesteld voor hulpverlening vanuit De Waag. De moeder heeft aangegeven dat voor [de minderjarige 1] een intakegesprek gepland staat voor een school voor speciaal onderwijs. De moeder staat daarbij open voor alle hulpverlening. De moeder heeft tot slot aangegeven dat haar dochters na het gesprek met de kinderrechter begrijpen dat het menens is.
4.2.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat er de komende tijd geen vaste jeugdbeschermer betrokken zal zijn in het kader van een ondertoezichtstelling. Het doorstroomteam raakt betrokken, waarbij de ouders wel een vast aanspreekpunt zullen hebben totdat er een vaste jeugdbeschermer komt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Naar het oordeel van de kinderrechter is er sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De zorgen zijn gelegen in de conflicten die zij voortdurend met hun ouders hebben en in hun schoolgang. Gelet op de leeftijd en de ontwikkelingsfase waarin zij zich bevinden, is het logisch dat zij enig opstandig en puberaal gedrag vertonen ten aanzien van de ouders. Dit opstandige en puberale gedrag gaat echter zo ver dat zich vergaande conflicten voordoen. De conflicten escaleren zodanig dat de politie meerdere keren betrokken is geweest, voor het laatst op 29 maart 2024. Het lukt de ouders niet om grip te krijgen op de twee dames. Daarnaast zijn er ook zorgen over hun schoolgang. [de minderjarige 1] gaat sinds oktober 2023 niet meer naar school. [de minderjarige 2] is al eerder gedoubleerd en loopt ook dit schooljaar het risico dat zij moet doubleren. Dit kan tot gevolg hebben dat zij naar een andere school zal moeten.
5.3.
De kinderrechter ziet in [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] twee jonge vrouwen die veel in hun mars hebben en veel uit hun leven kunnen halen. Zij vormen geen uitzondering op de universele moeilijkheden van de puberteit: de ingewikkelde en relatief korte tijd waarin dwars pubergedrag moet samengaan met het creëren van een basis voor de rest van het leven. Zoals de kinderrechter met beide dames heeft besproken, is het natuurlijk stomvervelend dat er heel veel afhangt van juist deze jaren als het gaat om het creëren van een toekomst die past bij talenten en mogelijkheden. Tegelijkertijd is dat nu eenmaal een feit – zonder diploma wordt het leven heel erg moeizaam – en ligt het lot in eigen handen. Dwarse opstandigheid komt in een enkel geval goed van pas in het latere leven, maar op dit moment werken beide dames zichzelf enorm in de misère. Dit gaat ten koste van hun talenten. Het is de kinderrechter opgevallen dat [de minderjarige 1] lijdt onder het feit dat zowel [de minderjarige 2] als de twee oudere zussen beter zouden kunnen leren dan zij. De kinderrechter haalt voor [de minderjarige 1] een belangrijke passage aan uit het rapport van de Raad:
”De problemen waar [de minderjarige 1] tegenaan loopt, lijken te maken te hebben met een vol hoofd en alles wat zij in de thuissituatie meemaakt. Wanneer [de minderjarige 1] één op één werkt in rust, met iemand waar zij vertrouwen bij voelt, haalt zij hogere resultaten. Er lijkt dus meer in [de minderjarige 1] te zitten, dan dat wat zij doorgaans op het Waterland heeft laten zien.
De kinderrechter wijst [de minderjarige 1] er verder op dat levensgeluk niet bepaald wordt door de hoogte van het opleidingsniveau, in tegendeel zelfs. Levensgeluk wordt bepaald door de vraag of iemand zijn of haar talenten gebruikt en het leven zo weet in te richten dat mogelijkheden, dromen en behoeften tot hun recht komen. Zowel [de minderjarige 1] als [de minderjarige 2] hebben individuele dromen voor hun toekomst. Zij weten wat zij willen. Beiden hebben daar opleiding voor nodig, ieder op een andere manier, waarbij voor zich spreekt dat [de minderjarige 2] het zich niet meer kan permitteren haar schoolresultaten niet serieus te nemen. Daarvoor heeft ze te veel in huis. Het is belangrijk dat beide dames dag voor dag werken aan de keuzes die goed zijn voor henzelf en die passen bij het leven dat zij willen gaan leiden. Iedereen die succes heeft, heeft tegenslag moeten incasseren en heeft tegelijkertijd moeten volhouden. De kinderrechter begrijpt uit uitlatingen van de moeder op de zitting dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] na het gesprek met de kinderrechter hebben begrepen dat het menens is. Dat was precies de bedoeling. De kinderrechter rekent erop dat beide dames zich van hun beste kant gaan laten zien, omdat zij beiden heel veel in huis hebben en aan zichzelf verplicht zijn iets van hun leven te maken. De kinderrechter is ervan overtuigd dat hen dat gaat lukken.
5.4.
Hoewel de ouders hun uiterste best doen en openstaan voor hulpverlening, is het hen tot op heden niet gelukt om de situatie te verbeteren. De kinderrechter vindt het wel positief dat hulpverlening van de Waag is opgestart en naar tevredenheid verloopt. Het is daarom belangrijk dat dit de komende tijd wordt voorgezet. Hoewel [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] duidelijk hebben verteld geen hulpverlening vanuit het gedwongen kader te wensen, acht de kinderrechter, gelet op de zorgen, dit wel noodzakelijk. De problemen spelen al langer en het is de afgelopen tijd onvoldoende gelukt om de situatie te verbeteren. Als er nu niet wordt ingegrepen, gaat er veel te veel verloren. De komende periode is de betrokkenheid van een jeugdbescherming nodig zodat de juiste hulpverlening kan worden ingezet en gecontinueerd en de jeugdbeschermer daarover regie kan voeren. Gelet op de zorgen die er zijn en de tijd die nodig is om de negatieve patronen te doorbreken, acht de kinderrechter de verzochte termijn van een jaar passend en geboden. De kinderrechter wijst het verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, dan ook toe als verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 16 april 2024 tot 16 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 30 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.