Op 16 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn veel conflicten in de thuissituatie die escaleren, wat heeft geleid tot betrokkenheid van de politie. De kinderen vertonen opstandig gedrag en hebben problemen met hun schoolgang, waarbij [de minderjarige 1] sinds oktober 2023 niet meer naar school gaat.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 maart 2024, waar de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren, is de situatie besproken. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de Raad en erkent de zorgen over het gedrag van haar dochters. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders hun uiterste best doen, maar dat er tot nu toe onvoldoende verbetering is in de situatie. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging is en dat het noodzakelijk is om een jeugdbeschermer in te schakelen om de hulpverlening te coördineren.
De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ingesteld met ingang van 16 april 2024 tot 16 april 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier.