ECLI:NL:RBDHA:2024:656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
C/09/645926 / HA ZA 23-333
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadeverdeling tussen brand-/opstalpolis en CAR-polis na brand tijdens verbouwing bedrijfspand

In deze civiele zaak, gewezen door de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2024, betreft het een geschil tussen Maan Investments B.V. (hierna: 'Maan') en Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Mij. N.V. (hierna: 'NN') over de schadevergoeding na een brand die plaatsvond op 26 oktober 2021 tijdens verbouwingswerkzaamheden aan een bedrijfspand. Maan, eigenaar van het pand, had een brand-/opstalpolis bij NN afgesloten, terwijl de aannemer, Leune Vastgoedzorg B.V., een CAR-polis bij NN had. De brand leidde tot aanzienlijke schade aan het pand, en partijen waren het niet eens over de verdeling van de schadevergoeding tussen de twee polissen.

Maan stelde dat NN haar niet voldoende had uitgekeerd onder de opstalpolis en dat de uitkeringen aan de aannemer onder de CAR-polis niet bevrijdend waren voor NN. NN betwistte dit en voerde aan dat er bindende afspraken waren gemaakt over de schadevaststelling en de verdeling daarvan. De rechtbank oordeelde dat er wel afspraken waren gemaakt over de hoogte van de schade, maar niet over de verdeling daarvan over de polissen. De rechtbank verwees de zaak naar de rol voor verdere uitlatingen van partijen over de verdeling van de schade.

De rechtbank concludeerde dat Maan geen onverkorte toepassing van de polisbepalingen meer kan vorderen, omdat de stellingen van beide partijen op verschillende uitgangspunten zijn gebaseerd. De zaak wordt vervolgd met een aktewisseling waarin Maan haar standpunt over de schadeverdeling verder moet onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/645926 / HA ZA 23-333
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van
MAAN INVESTMENTS B.V.te Den Haag,
eiseres,
hierna te noemen: ‘Maan’,
advocaat: mr. R.M. Köhne te Voorburg,
tegen
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MIJ. N.V.te Den Haag,
gedaagde,
hierna te noemen: ‘NN’,
advocaat: mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag.

1.Inleiding

1.1.
Maan is eigenaar van een bedrijfspand, dat werd verbouwd door een aannemer. Tijdens de bouwwerkzaamheden is het pand grotendeels verloren gegaan door brand. Maan had bij NN een brand-/opstalpolis voor het pand afgesloten; de aannemer had het werk aangemeld op de doorlopende CAR-polis die zij bij NN had lopen.
1.2.
Partijen zijn het niet eens over de vraag of NN met de betalingen die zij onder de CAR-polis aan de aannemer heeft gedaan ook bevrijdend heeft betaald aan Maan voor de schade die was gedekt onder de brand-/opstalpolis. NN meent namelijk dat partijen al bindende afspraken hadden gemaakt over de afwikkeling van de schade en dat Maan akkoord was gegaan met uitbetaling aan de aannemer. Maan daarentegen meent dat nog geen (ver)bindende afspraken waren gemaakt en dat de schade nu alsnog via de brand-/opstalpolis moet worden afgewikkeld.
1.3.
In dit vonnis oordeelt de rechtbank dat partijen wel bindende afspraken hebben gemaakt over de vaststelling van de hoogte van de totale schade, maar niet over de verdeling van die schade over de brand-/opstalpolis en de CAR-polis.
Partijen hebben wel afspraken gemaakt over de wijze waarop zij tot een verdeling van de schadepenningen over de polissen zouden gaan komen; zij hebben ook een begin gemaakt met de uitvoering van die afspraken. Maan kan daarom geen onverkorte toepassing van de daarop ziende polisbepalingen meer vorderen.
Omdat de stellingen van beide partijen gebaseerd zijn op andere uitgangspunten, is het partijdebat over de vraag hoe het nu verder moet, onvolledig. De rechtbank verwijst de zaak daarom naar de rol zodat partijen zich (alleen) daarover nader kunnen uitlaten.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 22 maart 2023;
  • het exploot van 11 april 2023, houdende een vermindering van eis;
  • de akte overlegging producties van 19 april 2023, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord van 31 mei 2023, met producties 1 tot en met 16;
  • het tussenvonnis van 19 juli 2023 waarin een datum voor de mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte uitlating en overlegging producties 13 tot en met 19 tevens akte vermeerdering van eis van 14 november 2023;
  • de akte uitlating producties tevens uitlating vermeerdering eis van NN van 29 november 2023, met producties 17 en 18.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 november 2023. Hierbij zijn verschenen namens Maan: de heer [Naam 1] en mevrouw [Naam 2] , bijgestaan door de advocaat; en namens NN: mevrouw [Naam 3] en de heer [Naam 4] , bijgestaan door de advocaat. Van dat wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht is geen proces-verbaal opgesteld. Wel zijn er zittingsaantekeningen gemaakt voor het rechtbankdossier.
2.3.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling pleitnotities voorgedragen. NN is in de gelegenheid gesteld om nader te reageren op de akte uitlating en overlegging producties tevens akte vermeerdering van eis van Maan van 14 november 2023. NN heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt door indiening van de akte van 29 november 2023 met producties.
2.4.
Ten slotte is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

De brand-/opstalpolis
3.1.
Op 1 oktober 2018 heeft WoonHolland Holding B.V. (‘WoonHolland’) een (bedrijfs)pand gekocht aan de [adres 1] . Zij heeft het pand doorverkocht aan Maan, een aan haar gelieerde vennootschap. Na de verkoop is een aannemer aan de slag gegaan met de verbouwing van het pand.
3.2.
Het pand is verzekerd bij NN onder een brand-/opstalpolis met polisnummer [nummer] (‘de opstalpolis’). Op 10 juli 2020 heeft Woonholland NN via haar assurantietussenpersoon verzocht de tenaamstelling van de opstalpolis te veranderen naar Maan en de verzekerde som te verhogen naar € 1.500.000, vanwege de verkoop aan een andere vennootschap en herfinanciering van het object.
3.3.
Het polisblad en de algemene polisvoorwaarden luiden als volgt, voor zover hier relevant:
POLISBLAD Opstal
(…).
Bestemming : Particulier bewoning / deels zakelijk
Winkel met werkplaats en schuur en bovengelegen appartement.
(…).
Bijzonderheden : Dekking is beperkt tot uitsluitend brand/storm.
Schade-uitkeringen geschieden t.g.v. financier:
RNHB
(…).
309 – Financieringsclausule
In afwijking van de Bijzondere Voorwaarden keren wij het bedrag van de schade aan de verzekerde zaak uit aan de financieringsmaatschappij. Zodra de financieringsovereenkomst is vervallen moet u dit aan ons melden.
(…).
Polismantel B.R.B.1
Brandverzekering voor zaken
Algemene polisvoorwaarden
(…).
Hoofdstuk 2 Omschrijving van de dekking
Artikel 2 Verzekerd belang
Het belang dat de in artikel 1.3 genoemde verzekerden hebben bij de in de polis omschreven zaken en kosten.
(…).
Artikel 3 Omvang van de dekking
Deze verzekering dekt materiële schade aan de in de polis omschreven zaken als hierna aangegeven.
(…).
Artikel 11 Uitsluitingen
De verzekering biedt geen dekking voor schade:
(…).
b. aan enig belang ten behoeve waarvan een speciale verzekering, zoals een elektronica- of glasverzekering is afgesloten, ongeacht welk tijdstip;
(…).
Hoofdstuk 3 Schade
(…).
Artikel 13 Vaststelling door expert
De door een gedekte gebeurtenis veroorzaakte schade en kosten worden in overleg met verzekeringnemer door een door de maatschappij benoemde expert vastgesteld.
Indien door de maatschappij of verzekeringnemer vaststelling van de schadeomvang door twee experts wordt gewenst, benoemen zij elk een expert. Voor het geval van verschil benoemen de twee experts samen een derde expert, die binnen de grenzen van de door hen vastgestelde cijfers de bindende vaststelling zal verrichten.
Artikel 14 Vaststelling omvang
14.1
De omvang van de schade aan gebouwen en, behoudens het in artikel 14.6 bepaalde, aan roerende zaken wordt vastgesteld op het verschil tussen de waarde onmiddellijk vóór en onmiddellijk ná de gebeurtenis, met inachtneming van het in artikel 14.2 t/m 14.5 vermelde.
De maatschappij heeft het recht om een redelijke aftrek toe te passen, afhankelijk van de onderhoudstoestand (bij gebouwenverzekering).
14.2
Gebouw
Voor gebouwen wordt uitgegaan van:
a. de herbouwwaarde indien verzekerde binnen drie jaar tot herbouw op dezelfde plaats en met dezelfde bestemming of tot herstel overgaat, alsmede op voorwaarde dat verzekerde van herbouw of herstel binnen één jaar na de schadedatum schriftelijk mededeling heeft gedaan;
(…)
Artikel 18 Andere verzekeringen
De schadevergoeding die krachtens deze polis ten laste van de maatschappij komt, wordt door haar voldaan, ook al zou zij zich kunnen beroepen op wettelijke bepalingen die leiden tot vermindering van haar aansprakelijkheid wegens elders lopende verzekeringen.
Verzekerde is dan echter verplicht zijn rechten jegens de andere verzekeraars tot het beloop van die vermindering desgevraagd aan de maatschappij over te dragen.
(…).”
Het pand wordt verbouwd door aannemer Leune Vastgoedzorg B.V.
3.4.
Op 10 juli 2020 is tussen Maan en Leune Vastgoedzorg B.V. (‘Leune’) een overeenkomst tot aanneming van werk (‘de aanneemovereenkomst’) tot stand gekomen voor de uitvoering van verbouwingswerkzaamheden aan het pand (renovatie en transformatie). In artikel 9 van de aanneemovereenkomst is bepaald dat de aannemer zelf een CAR-verzekering zal afsluiten voor het werk.
3.5.
Op 3 augustus 2020 heeft Leune het (werk aan het) pand aangemeld op de doorlopende CAR-polis die zij bij NN had lopen. Daarbij is als definitieve eindwaarde van het werk een bedrag van € 1.875.000 exclusief btw genoemd.
3.6.
Leune is begonnen met de verbouwingswerkzaamheden.
Het pand gaat grotendeels verloren door brand
3.7.
Op 26 oktober 2021 is het pand grotendeels verloren gegaan door brand. De verbouwingswerkzaamheden door Leune waren op dat moment nog niet afgerond.
3.8.
De volgende personen hebben zich beziggehouden met de afwikkeling van de schade:
( i) aan de zijde van Maan:
 de heer [Naam 1] namens Maan en WoonHolland;
 de heer [Naam 5] ( [Vastgoedmanagement] , uitvoeringsdirectie namens Maan, betrokken voor de CAR-polis) en;
 de heer [expert 1] (werkzaam bij Troostwijk Expertises, expert voor de opstalpolis).
( ii) aan de zijde van NN:
 de heer [expert 2] (Crawford, expert voor de CAR-polis) en;
 de heer [expert 3] (werkzaam bij Lengkeek, expert voor de opstalpolis).
Akte Benoeming van Experts
3.9.
Op 3 november 2021 hebben Maan, de expert van Troostwijk ( [expert 1] ) en de expert van Lengkeek ( [expert 3] ) een ‘Akte benoeming van experts’ (‘de benoemingsakte’) ondertekend die luidt als volgt, voor zover hier relevant:

AKTE BENOEMING VAN EXPERTS
(…).
komen het volgende overeen:
1. Als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade overeenkomstig de in de polis vermelde waardegrondslagen zal gelden een taxatie gemaakt door ondergetekende experts, van wie verzekerde en verzekeraars er ieder één hebben benoemd en die als blijk van aanvaarding van hun benoeming deze akte mede ondertekenen.
(…).
2. De experts namens respectievelijk de verzekerde en de verzekeraars zullen in de taxatie de waarden van de verzekerde zaken onmiddellijk vóór en onmiddellijk ná het voorval vermelden, alsmede de herstelkosten onmiddellijk na het voorval van die zaken die voor herstel vatbaar zijn.
De experts zullen tevens de door hen gehanteerde waardegrondslagen vermelden. Voorts zal in de taxatie het bedrag van de bereddings- en opruimingskosten worden vermeld. (…).
3. De experts namens respectievelijk de verzekerde en de verzekeraars zullen – eventueel ieder afzonderlijk – de oorzaak, toedracht en omstandigheden van de schade beschrijven alsmede of en zo ja, welke andere verzekeringen erop de verzekerde belangen zijn. De gegeven beschrijving bindt verzekerde en verzekeraars niet.
4. Ondertekening van deze akte door de expert van verzekeraars houdt niet in, dat verzekeraars erkennen dat voor de schade dekking onder de polis bestaat.”
3.10.
Op 4 november 2021 heeft expert [expert 3] een tussentijds expertiserapport afgegeven. Dit rapport luidt als volgt, voor zover hier relevant:

RAPPORT VAN EXPERTISE
(…)
Wij rapporteren u het volgende
Opdracht Naar aanleiding van uw opdracht hebben wij een onderzoek ingesteld naar de oorzaak, toedracht en omvang van de schade.
(…).
Clausules Conform uw telefonische instructies van 2 november 2021 verrichten wij vooralsnog geen nader onderzoek naar de geldende clausules en/of voorwaarden. Dit onderzoek wordt momenteel verricht door I-Tek Onafhankelijk Onderzoeksbureau.
Evenement Op 26 oktober 2021 omstreeks 22.30 uur is brand in het verzekerde pand ontstaan. Ten tijde van constatering van de brand waren geen verbouwingswerkzaamheden meer gaande. (…).
Oorzaak (…). Naar wij vernamen is er sprake van brandstichting.
Eigen deskundige Door verzekerde is Troostwijk Expertise als eigen expert benoemd. De akte van benoeming van experts wordt hiertoe opgemaakt.
(…).
Bevindingen Reeds voor ons bezoek ter plaatse hebben wij contact gezocht met de CAR-expert, de heer [expert 2] (Crawford). Wij bespraken dat, omdat het merendeel van het pand ten tijde van het evenement werd verbouwd / gerenoveerd, gezamenlijk een verdeling in de gevolgschade zal moeten worden opgemaakt.
Omvang schade Als gevolg van de brand is vrijwel het gehele pand aan de [adres 1] verloren gegaan. (…). Onder de CAR-polis valt normaliter het gehele ‘werk’ derhalve zal een claim ten aanzien van de opstalpolis bestaan uit de schade aan de bestaande eigendommen.
De hofjeswoningen direct achter het bedrijfspand ( [adres 2] ) vertonen brandschade, voornamelijk rook- en roetschade. Daar deze woningen nieuw zijn gebouwd gaan wij er gemakshalve van uit dat deze volledig onder de CAR-verzekering dienen te worden opgenomen.
(…).
Schaderaming Op grond van onze voorlopige indrukken en de van verzekerde verkregen informatie ramen wij de schade op een bedrag van
€ 200.000. (…).
(…).
Voortgang (…). Daarnaast onderhouden wij contact met de CAR-expert inzake de verdeling van de schade.”
3.11.
Op 5 november 2021 heeft overleg plaatsgevonden tussen Maan, Leune, de experts voor opstalpolis en de expert voor de CAR-polis.
3.12.
Bij brief van 8 februari 2022 heeft de assurantietussenpersoon namens Maan aan NN geschreven, voor zover hier relevant:

SCHADEVASTSTELLING
Tijdens de eerste vergadering met alle partijen, experts en tussenpersonen vanuit de CAR en de Opstalverzekering, hebben de experts en onze contra expert aangegeven dat het gebruikelijk zou zijn “het werk” onder de CAR polis te laten vallen. Overige bestaande zaken zouden op de opstalverzekering vastgesteld worden. Met partijen is afgesproken een totaal begroting op te stellen voor het totale schade herstel, met twee kolommen te weten CAR en opstal en experts zouden daar de uiteindelijke verdeling aan geven.
Nadere bestudering van de stukken biedt echter een ander inzicht.
SCHADE ONDER OPSTAL
Via onze contra-expert is er naar de expert vanuit Nationale Nederlanden, 25 januari 2022, aangegeven dat wij stellen dat zou moeten worden voldaan aan de uitkering uit hoofde van de opstalverzekering. De verzekeringswaarde op de opstalpolis is in 2020 bij het aangaan van de aannemersovereenkomst verhoogd naar € 1.500.000 herbouwwaarde.
Dit mede vanwege de opname van het volgende artikel in de aanneemovereenkomst:
(…).
De bouwfaseringen welke zijn afgetekend door onze bouwdirectie en gereed bevonden waren, beschouwen wij als ons eigendom en dus onderdeel van de opstal.
De contra-expert heeft tijdens het contact van 25 januari jl. aan uw expert aangegeven dat met de kennis van het bovenstaande het dringende verzoek gedaan wordt om de schade-uitkering te behandelen vanuit voornamelijk de opstalverzekering.”
3.13.
Bij e-mail van 14 februari 2022 heeft NN hierop onder meer het volgende geantwoord:
“Verzekerde vraagt naar de mogelijkheden om de schade-uitkering vanuit de opstalverzekering te krijgen. Naar wij begrijpen om enerzijds de regie inzake schadepenningen in handen te houden en anderzijds omdat men wellicht met een andere aannemer verder wil.
Wij zijn bereid om hier verder onderzoek naar te doen, echter onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat er vooraf duidelijkheid en overeenstemming tussen partijen komt inzake de claims onder de betrokken polissen omdat immers voorkomen moet worden dat kwesties dubbel worden meegenomen.
In dat verband is het wellicht mogelijk de schade onder de opstalpolis vast te stellen voor het werk dat door de directie van Maan Investments zou zijn afgetekend. Het overige werk dat eventueel nog niet opgeleverd was dient dan verder onder de CAR beoordeeld te worden. Dit om overlap tussen de beide polissen te voorkomen.
In dit kader stellen wij voor om de schade-experts (vanuit de opstal- en CAR-polis) hierin een coördinerende rol te laten nemen en om in onderling overleg met partijen een splitsing hierin aan te brengen. Wij zullen Lengkeek hiertoe nadere instructies geven.”
3.14.
Op 15 maart 2022 heeft expert [expert 1] aan Maan geschreven dat:
“Op 5 november 2021 is er tijdens een coördinatieoverleg met de betrokken partijen afgesproken dat er een goede, sluitende herstelbegroting zou worden opgemaakt door Leune.
We hebben destijds gesproken over een begroting met daarachter twee kolommen, te weten één voor CAR en de ander voor de Opstal. De experts zouden dan in samenwerking met de betrokken partijen de verdeling aangeven. Zoals gezegd is dit nog steeds ‘het plan’, maar zal – nu de schade met name op de opstal geclaimd gaat worden – de verdeling veranderen. Alle betrokken experts zijn hiervan op de hoogte.
De begroting die zal worden opgesteld moet het totale schadeherstel (tot één minuut vóór de brand) omvatten. In een dergelijke begroting staat duidelijk vermeld wat er uitgevoerd wordt. Wij (experts) gaan ervan uit dat ook de door Leune (of een andere aannemer naar keuze) te verstrekken begroting duidelijk is. Mocht dit niet het geval zijn, dan zullen wij als expert (en belanghebbenden) de aannemer om uitleg moeten vragen.
(…).
Voor de goede orde merk ik op dat de betrokken experts ook wel willen doorpakken, maar nog steeds niet in het bezit zijn van een goede herstelbegroting en dus ook niets te melden hebben of voor te leggen hebben aan verzekeraars.
Zowel [expert 2] als Lengkeek wachten op een herstelbegroting. Die ik (Troostwijk) graag vooraf ontvang om deze samen met jullie op juistheid en volledigheid te controleren.
Als de begroting (al dan niet met schaderapportage) binnen is / definitief is zullen wij desgewenst met de betrokken experts en belanghebbenden de begroting verdelen.”
3.15.
Bij e-mail van 24 maart 2022 heeft Woonholland aan (de behandelaar van de CAR-polis) bij NN geschreven:
“Maan (…) heeft de bevestiging van dekking van de CAR-verzekering in bovenstaand dossier ontvangen, zie uw email doorgestuurd door de aannemer in de bijlage, met daarin uw aandachtspunten:

Wij bieden dekking voor de brand van 26 oktober 2021.

Ik zal van de week ook de advocaat van verzekerde formeel berichten.

De CAR-verzekering komt op voor de reparatie- en vervangingskosten.
Graag zouden wij schriftelijk van u vernemen of indien Maan Investments BV overweegt en/of besluit afscheid te nemen van de aannemer Leune Vastgoedzorg betreffende het project [adres 1] , middels een tussentijdse beëindiging, de CAR-verzekering (Nationale Nederlanden) de gehele schadepenning dan aan Maan Investments BV zal uitkeren. (…).”
3.16.
Op 29 maart 2022 heeft NN aan Maan gemaild dat zij zal afwikkelen conform de toepasselijke voorwaarden en dat de vraag of Maan en Leune hun relatie zullen voortzetten of niet, hierbuiten staat. Voor wat betreft de aard / omvang van het onder de CAR gedekte bedrag zijn de polisvoorwaarden leidend, aldus NN.
3.17.
Op 19 april 2022 heeft Maan aan Leune gemaild dat de begroting met haar moet worden gedeeld, zodat zij deze aan de opstalexpert kan sturen, waarna de experts met elkaar moeten overleggen over de verdeling van de CAR en opstal, “
waaruit een akkoord komt”.
3.18.
Op 23 mei 2022 heeft Woonholland per e-mail de “
aangepaste begroting Van [Naam 5] voor opstal en CAR” aan Maan gestuurd, met het verzoek dit door te sturen aan de opstalexpert.
3.19.
Op 1 juni 2022 heeft Woonholland aan de heer [expert 2] (expert CAR-polis van de zijde van NN, zie 3.8) bevestigd dat Leune de herbouw / het herstel van het pand op zich zal nemen.
Schadevaststelling onder de opstalpolis
3.20.
Op 18 juli 2022 heeft expert [expert 1] aan expert [expert 3] geschreven dat hij tot een schadevaststelling komt van € 98.285,35. [expert 1] schrijft:
“(…). Voor de goede orde meld ik dat verzekerde geen btw kan verrekenen. Heb jij nog instructies ontvangen hoe de verzekeraar de schade vastgesteld wil zien? Moeten we samen nog even een keer rekenen aan de ‘waarde voor’ of heb je hier nog een ander idee over?”
3.21.
[expert 3] reageert als volgt op 19 juli 2022, voor zover hier relevant:
“Ik zie dat men het rapport van de offerte heeft verwijderd en een andere post heeft hernoemd omdat deze eigenlijk bij de CAR hoort, maar daar niet meer kan worden opgenomen (?). Voor de volledigheid stuur ik in de bijlage nogmaals mijn vragen opmerkingen, zou je daar nog op willen reageren / de offerte aan laten passen?
Inzake de wijze van vaststellen; ik verwacht dat wij de waarde voor en na vast dienen te stellen. Voor de zekerheid waag ik er nog een telefoontje aan, hier kom ik op terug!
Kan je als laatst nog verklaren waarom de btw niet verrekenbaar is voor deze BV?”
3.22.
[expert 1] reageert dezelfde dag als volgt op de vragen en opmerkingen van [expert 3] (vanaf derde alinea cursief weergegeven) als volgt:
“Helemaal goed.
Dit is het dan:
Kosten stutten voorgevel akkoord;
akkoord.
Prijsverhoging binnenblad akkoord;
akkoord.
Vergunning, acht ik hoog, deze kan met bestaande tekeningen voorzien van tekstuele toelichting worden ingediend;
aangepast.
Rapportage hebben wij niet om verzocht?
Eruit gehaald.
Begroting (CAR??) opstellen, drie mandagen voor deze offerte?
De hernoemde post is neem ik aan het opstellen van de begroting voor opstal, [Naam 5] had hier per ongeluk CAR getypt, was dus fout in eerdere begroting, klopt nu dus wel. Onderbouwing van [Naam 5] is in jouw bezit.
Ontwerptekeningen winkelpand, lijkt mij niet voor ons?
Jawel. Gaat om technische tekeningen van de gevels (bestaand-opstal).
Constructeur, ik neem aan inzake de voorgevel? Zo ja; akkoord.
Ja. akkoord.
De btw is niet verrekenbaar omdat het appartementen voor de verhuur zijn en dus zonder btw.
Ik hoop dat je kunt volstaan met uitsluitend de herstelkosten.
Ik zie de akte van taxatie dan graag tegemoet.”
3.23.
Op 26 juli 2022 schrijft [expert 3] aan [expert 1] :
“Dank voor je uitleg. De enige post waar ik mijn twijfels bij heb zijn de ontwerptekeningen, deze zijn ook gemaakt vóór de brand én voor de vergunning, dit is toch dubbel? Naar mijn idee kan deze gehele post eruit. Het overige is wat mij betreft akkoord.
Inzake de btw, hier heb ik navraag in gedaan. zie de e-mail in de bijlage; de polis is exclusief btw. Ik snap je opmerking inzake de bestemming van het pand, maar dit past niet bij de polis. Wellicht kan verzekerde een accountantsverklaring aanleveren? Dan kunnen we in ieder geval de btw separaat (buiten de schadesom) opnemen?
Conform de polis dienen we inderdaad de waarde voor en na te bepalen, dit zal, gezien de verbouwing, nog een aardige klus worden. Heb jij hier al aan gerekend?”
De bijlage waar [expert 3] naar verwijst is een verklaring van de accountant van Maan van 26 juli 2022, inhoudende dat de verzekerde som op de polis exclusief btw is.
3.24.
Op 2 augustus 2022 e-mailt [expert 3] (onder meer) aan [expert 1] dat hij heeft overlegd over “
de waarde voor etc” en dat hoogstwaarschijnlijk kan worden volstaan met enkel een schadesom. Hij vraagt of [expert 1] daarmee akkoord is en ook of hij de akte kan opstellen. [expert 1] schrijft dezelfde dag dat hij akkoord is en dat hij de taxatieakte met belangstelling tegemoetziet.
Akte van Taxatie
3.25.
Op 10 augustus 2022 heeft [expert 3] een taxatieakte opgesteld, waarin staat dat [expert 1] en hij als experts voor de brand-/opstalpolis voor Maan respectievelijk NN de schade als gevolg van de brand hebben getaxeerd op een bedrag van € 76.496,57 (herstelkosten opstal) en € 2.930 (opruimkosten). In de akte staat dat deze schadevaststelling niet betekent dat de verzekeraar polisdekking erkent. [expert 3] heeft de taxatieakte ondertekend. [expert 1] heeft dit niet gedaan.
3.26.
Op 12 oktober 2022 heeft NN aan de assurantietussenpersoon gemaild dat de totale schade onder de CAR-polis is vastgesteld op een bedrag van € 995.924,49, dat eerder € 550.000 is uitgekeerd aan Leune en dat, rekening houdend met een eigen risico van € 500, op 10 oktober 2022 een slotuitkering van € 428.532,34 aan Leune is gedaan.
3.27.
Op 2 februari 2023 heeft [expert 3] het volgende aan NN gemaild, voor zover hier relevant:
“(…).
Na diverse overleggen zijn wij op 5 november 2021 met een grote groep in het kantoor van aannemer Leune (…) bijeengekomen. (…).
Ter plaatse werd afgesproken dat de restanten en ongeroerde zaken (zaken die geen onderdeel uitmaken van het aangenomen werk) op de opstalverzekering zouden worden geclaimd, het onderhanden / aangenomen werk op de CAR-polis.
Begin 2022 nam de heer [expert 1] contact met ons op, hij informeerde of de volledige claim (restanten, onroerende zaken én het onderhanden werk) op de opstalpolis kon worden geclaimd. Omdat dit afweek van de op 5 november 2021 gemaakte afspraken hebben wij aangegeven hierover met u te moeten overleggen.
(…).
U had intussen intern overleg gehad, en wij vernamen telefonisch van u dat wij ons konden beperken tot het vaststellen van de schade aan de opstal.
Daarmee was de reeds op 5 november 2021 besproken wijze van afwikkeling en verdeling over de beide polissen akkoord.
(…).
Kort hierna ontvingen wij via de heer [expert 2] de herstelkostenbegroting.
Dit betrof een totaaloverzicht, daarmee zowel kosten inzake de CAR en de opstal. Na overleg met u en de heer [expert 1] hebben wij met de heer [expert 2] een afspraak gemaakt om de kosten over beide polissen te verdelen.
De afspraak met de heer [expert 2] vond plaats op 14 maart 2022, (…). Ook toen is een grove verdeling over de beide polissen gemaakt, hierover is geen discussie geweest. Het voorgenoemde hebben wij telefonisch met de heer [expert 1] besproken.
Begin mei 2022 ontvingen wij, wederom via de heer [expert 2] , een herziene (CAR)begroting. Wij maakten een afspraak ter plaatse voor 31 mei 2022 om de offerte met de heer [expert 2] te bespreken. De heer [expert 1] zou bij dit overleg niet aanwezig zijn.
Op 12 mei 2022, daarmee nog voor het overleg met de heer [expert 2] , ontvingen wij van de heer [expert 1] een begroting inzake enkel de opstal.
Toen heeft eenieder dus al een splitsing over beide polissen gemaakt. Op 24 mei 2022 volgde opnieuw een mail van de heer [expert 1] met herziene begrotingen (wederom gesplitst tussen CAR en opstal).
In juli 2022 volgende een mailwisseling met de heer [expert 1] inzake de btw en een schadevoorstel. Over dit voorstel is meermaals tussen ons en de heer [expert 1] gemaild om tot een definitieve schadesom te komen.
In augustus 2022 verstuurden wij een akte van taxatie aan de heer [expert 1] , nadat hij (mondeling en schriftelijk) akkoord op de schadesom had gegeven.
In september 2022 kwam het verzoek de schadesom te herzien in verband met een te vervangen randbalk. Er was echter geen causaal verband met het evenement, derhalve is eerder geaccordeerde som aangehouden.
Eind september 2022 berichtte de heer [expert 1] ons dat verzekerde de akte van taxatie niet wenste te ondertekenen alvorens alles met de aannemer was geregeld.
Medio oktober 2022 verzocht de heer [expert 1] ons de akte te herzien en de schadesom minder specifiek te maken, we hebben toen direct een kleine aanpassing gedaan (circa € 100,00). Eind oktober 2022 ontvingen wij, opnieuw, akkoord op het schadevoorstel en dat ligt tot op heden ter ondertekening bij de heer [expert 1] .”
Geschil tussen Maan en de aannemer
3.28.
Bij vonnis van 11 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter te Den Haag in een procedure tussen Maan en de aannemer, waarin Maan onder meer heeft gevorderd Leune te veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke planning per bouwonderdeel die resulteert in een oplevering van het werk voor of uiterlijk 31 januari 2024, het volgende overwogen:
“2.3. Partijen hebben diverse addenda op de aannemingsovereenkomst ondertekend.
(…).
2.8
In het addendum van 1 juni 2022 (addendum 5), is onder meer een nieuwe opleverdatum bepaal op 3 februari 2023. In dat addendum is verder, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
(…)
Overwegende
D. Op het moment van de brand was er reeds voor een bedrag van EUR 580.517,33 exclusief BTW en EUR 19.000 exclusief BTW aan meerwerk aan werkzaamheden geleverd door Leune. Leune heeft deze bedragen voor respectievelijk na de brand gefactureerd aan Maan Investments.
(…).
E. Leune en Maan Investments zijn overeengekomen dat Leune de werkzaamheden voor [project X] inclusief het herstel door de brandschade weer oppakt en spraken daartoe het volgende af.
Zijn overeengekomen:
1. De werkzaamheden van Leune inclusief herstel vangen aan per 1 juni 2022. (…).
2. Leune ontvangt rechtstreeks van de CAR-verzekeraar de schade-uitkeringen onder de CAR-verzekering. (…).
3. (…).
4. Totdat de werkzaamheden als genoemd onder sub 1 voor 62% door Leune zijn uitgevoerd draagt Maan Investments geen betalingsverplichting jegens Leune anders dan eventueel nader overeen te komen meerwerk.
5. (…).
6. Zodra de bouw voor 62% gereed is, herleeft de betalingsverplichting van Maan Investments conform de Overeenkomst en de bijbehorende addenda 1, 2 3 en 4.
(…).
4.2.
Uit addendum 5 volgt dat Leune op 1 juni 2022 diende te starten met de werkzaamheden (inclusief herstel van de brandschade) en dat de betalingsverplichting van Maan conform de aannemingsovereenkomst (en de daarbij behorende addenda) pas herleeft op het moment dat de bouw weer voor 62% gereed is. Niet in geschil is dat van dat laatste nog geen sprake is. (…).
(…).
4.5.
Leune is naar voorlopig oordeel dan ook zonder meer gehouden om direct weer te starten met de (af)bouw van het [project X] . De vordering van Maan is in zoverre toewijsbaar. (…).”
De voorzieningenrechter heeft Leune onder meer veroordeeld om uiterlijk 18 oktober 2023 aan te vangen met de (her)bouw van het ‘ [project X] ’ en uiterlijk op die datum een planning per bouwonderdeel aan Maan te verstrekken, waarbij een opleverdatum van zes maanden na startdatum als uitgangspunt zal gelden.
4. Het geschil
4.1.
Maan vordert na eisvermindering en daaropvolgende eisvermeerdering, samengevat, dat de rechtbank bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
NN veroordeelt om aan Maan althans haar financier RNHB B.V. te betalen een bedrag van € 966.174,49 te vermeerderen met 21% btw over 3/4e van € 1.072.421,06 (derhalve een bedrag van € 168.906,32) en subsidiair met 21% over € 76.246,57 (derhalve een bedrag van € 12.008,83) en wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van gehele voldoening;
voor zover de rechtbank de schadevaststelling in de niet-getekende akte van taxatie kwalificeert als een vaststellingsovereenkomst, vernietiging daarvan;
NN veroordeelt mee te werken aan de schadevaststelling conform artikel 14 van de polisvoorwaarden van de opstalpolis;
een en ander met veroordeling van NN in de proceskosten.
4.2.
Maan legt aan de vordering ten grondslag dat NN op grond van artikel 18 van de opstalpolis meer aan haar moet uitkeren dan zij heeft gedaan. De betaling van NN aan Leune regardeert Maan niet en bevrijdt NN niet van haar verplichtingen jegens Maan onder de opstalpolis. Maan is niet gebonden aan de schadevaststelling in de niet-getekende akte van taxatie, want de opstalexperts hebben geen overeenstemming bereikt over vaststelling van de schade. Voor zover een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen vindt Maan dat die moet worden vernietigd, omdat gebondenheid daaraan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.3.
NN voert verweer en concludeert tot afwijzing. De uitkeringen aan Leune binden volgens NN ook Maan. De experts hebben de schade gezamenlijk vastgesteld in de akte van taxatie en dit is te beschouwen als een vaststellingsovereenkomst (artikel 7:900 BW). Voor de totstandkoming hiervan is volgens de benoemingsakte geen ondertekening van Maan nodig. Maan heeft ingestemd met verdeling van de schade over de opstal- en de CAR-polis althans heeft dit vertrouwen gewekt (artikel 3:35 BW). Er is geen sprake van ernstige gebreken die gebondenheid aan de vaststellingsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maken. Het pand was nog niet opgeleverd, de schade als gevolg van de brand was schade aan ‘het werk’ en daarom is conform de CAR-polis afgewikkeld met Leune en aan haar uitgekeerd. Leune was de partij die de schade leed c.q. degene die door Maan is belast met herstel van de brandschade, aldus NN.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten over schadeafwikkeling?
5.1.
Maan stelt dat NN onder de opstalpolis nog een bedrag van € 966.174,49 aan haar moet uitkeren, ongeacht wat NN onder de CAR-polis al aan Leune heeft uitgekeerd, omdat Maan nooit heeft ingestemd met of heeft meegewerkt aan de manier waarop NN de schade nu heeft afgewikkeld. Volgens Maan kan zij aanspraak maken op deze schade-uitkering, omdat:
  • de experts onder de opstalpolis niet tot overeenstemming zijn gekomen en er (dus) nog geen taxatie is conform artikel 2 van de benoemingsakte;
  • de schade onder de opstalpolis (dus) nog niet is vastgesteld;
  • en (dus) niet is voldaan aan de voorwaarden om tot uitkering aan Leune te kunnen overgaan.
5.2.
NN betwist de stellingen van Maan en voert aan dat partijen via hun experts overeenstemming hebben bereikt over de schadevaststelling, dat dit een vaststellingsovereenkomst betreft, dat de schade aan het pand correct is vastgesteld en dat de schade conform de afspraken tussen partijen en de toepasselijke voorwaarden is verdeeld onder de opstal- en CAR-polis. Dat Maan zich hier achteraf niet (meer) in kan vinden, maakt dit niet anders. NN betwist ook de juistheid van de berekening van de schade door Maan althans de omvang van haar claim.
5.3.
Partijen zijn het niet eens over de vraag – kort gezegd – of zij hebben afgesproken dat NN ook voor de onder de opstalpolis aan Maan uit te keren schadepenningen bevrijdend kon betalen aan aannemer Leune. Omdat partijen het niet eens zijn over de uitleg van hun afspraken, moet de rechtbank deze afspraken uitleggen. Volgens vaste jurisprudentie moet de rechtbank daarbij letten op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen en op dat wat zij in het licht van alle omstandigheden van het geval redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.4.
De rechtbank constateert dat partijen, voordat zij met elkaar in gesprek gingen over de schadeafwikkeling, voor twee hoofdvragen stonden:
  • i) wat is de totale omvang van de schade en;
  • ii) onder welke polis (de opstal- of de CAR-polis) moet welk deel van de schade worden uitgekeerd?
Gelet op de aard van de werkzaamheden en de stand van het werk op het moment dat de brand uitbrak, kon men het in redelijkheid over het antwoord op beide vragen oneens zijn; voor de vraag onder (ii) is immers ook relevant of alle geleden schade ook door (bei)de polissen werd gedekt. Dit bracht voor alle betrokkenen de nodige onzekerheid mee.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat partijen met de Akte benoeming van experts van 3 november 2021 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten over de wijze waarop de omvang van de schade zou worden bepaald (i), maar niet over de wijze waarop die schade over de opstal- en CAR-polis zou worden verdeeld (ii). Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
5.5.1.
Artikel 1 van de Akte benoeming van experts (zie alinea 3.9) bepaalt dat de taxatie gemaakt door ondergetekende experts als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade overeenkomstig de in de polis vermelde waardegrondslagen zal gelden. De wijze van benoeming van de experts, waarbij verzekerde en verzekeraars er ieder één hebben benoemd, komt overeen met de procedure als opgenomen in artikel 13 en 14 van de toepasselijke voorwaarden in de opstalpolis (zie alinea 3.1).
5.5.2.
Artikel 3 van de Akte benoeming van experts bepaalt dat de experts de oorzaak, toedracht en omstandigheden van de schade zullen beschrijven en ook of en zo ja, welke andere verzekeringen er op de verzekerde belangen zijn. Die beschrijving zou verzekerde en verzekeraars echter niet binden. Artikel 4 bepaalt dat de ondertekening van de akte door de expert van verzekeraars ook niet inhoudt dat verzekeraars erkennen dat voor de schade dekking onder de polis bestaat. Partijen behielden zich in de akte dus alle rechten voor, voor wat betreft de vraag of de schade gedekt werd, en zo ja: onder welke polis.
5.5.3.
Dat partijen zelf na de schadebegroting door de experts nog met elkaar in gesprek moesten over de vraag wat onder welke polis zou vallen, blijkt ook uit de brief van de assurantietussenpersoon aan NN van 8 februari 2022 (zie alinea 3.12), waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de schadebegroting en het bedrag dat onder de opstalpolis zou worden uitgekeerd, en het antwoord op die brief van NN van 14 februari 2022 (zie alinea 3.13) waarin zij schrijft dat NN bereid is om verder onderzoek te doen naar de mogelijkheid om de schade onder de opstalpolis uit te keren, echter onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat er vooraf duidelijkheid en overeenstemming tussen partijen komt inzake de claims onder de betrokken polissen, omdat voorkomen moest worden dat posten dubbel werden meegenomen. NN stelde voor om “
de schade-experts (vanuit de opstal- en CAR-polis) hierin een coördinerende rol te laten nemen en om in onderling overleg met partijen een splitsing hierin aan te brengen.” Hoewel de experts het gesprek zouden coördineren, was het aanbrengen van de uiteindelijke splitsing dus niet aan hen maar aan partijen zelf.
5.6.
Voor zover sprake is van een vaststellingsovereenkomst, heeft Maan vernietiging daarvan gevorderd.
Maan heeft echter niet voldaan aan de op haar rustende stelplicht van feiten en omstandigheden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat gebondenheid aan de vaststellingsovereenkomst voor wat betreft de begroting van de totale schadeomvang naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Door het ontbreken van zulke omstandigheden zijn de afspraken over de gezamenlijke schadevaststelling door experts niet onaanvaardbaar, omdat zij in lijn zijn met de relevante polisvoorwaarden.
De subsidiaire vordering tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst wijst de rechtbank daarom af.
Begroting totale schade
5.7.
De (inhoudelijke) schadevaststelling van de expert onder de CAR-polis van € 995.924,49 is geen onderdeel van de stukken en partijen zijn het niet eens over de vraag of de experts onder de opstalpolis al dan niet in samenspraak tot vaststelling van het schadebedrag van € 76.496,57 zijn gekomen. Uit de standpunten van partijen blijkt echter dat zij er allebei vanuit gaan dat de experts de totale werkelijk geleden schade als gevolg van de brand hebben begroot op (PM) (€ 995.924,49 + € 76.496,57 =) € 1.072.421,06.
De discussie tussen partijen ziet op de vraag hoe het bedrag van € 1.072.421,06 moet worden verdeeld over de opstal- en de CAR-polis.
Afspraken over verdeling schade over polissen + uitkering aan aannemer?
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat partijen geen vaststellingsovereenkomst hebben gesloten over de wijze waarop de schade over de opstal- en de CAR-polis zou worden verdeeld. Dat neemt niet weg dat partijen wel met elkaar in overleg zijn getreden over deze kwestie, en dat uit de correspondentie blijkt dat zij de experts hebben gevraagd een voorstel te formuleren voor de manier waarop de schade over de polissen zou kunnen worden verdeeld. De vraag is hoe deze afspraken moeten worden gekwalificeerd.
5.9.
De rechtbank begrijpt de vordering van Maan aldus, dat zij stelt dat het bedrag van € 1.072.421,06 zo moet worden verdeeld dat ter afwikkeling van de brandschade aan het pand aan haar een bedrag van € 966.174,49 moet worden uitgekeerd onder de opstalpolis en dat het dan resterende bedrag na aftrek van de reeds aan haar uitgekeerde € 76.496,57, derhalve een bedrag van € 29.750 onder de CAR-polis van Leune valt. Ter zitting heeft Maan verteld dat zij de discussie tussen de experts over de verdeling onder de polissen heeft gevolgd, dat zij wilde voorkomen dat het geld “
zou verdwijnen” en dat zij NN daarom steeds heeft gezegd dat (grotendeels) onder de opstalpolis moest worden uitgekeerd – dus: aan haar en niet aan Leune. Uitkering aan Leune onder de CAR-polis en herstel door Leune van de schade was wat haar betreft prima, voor zover voldoende gewaarborgd was dat Leune de volledige uitkering niet in één keer zou ontvangen; daarom heeft Maan NN verzocht om uitkering in termijnen aan Leune althans storting van de uitkering in een bouwdepot, wat NN niet heeft gedaan.
5.10.
Volgens NN is de huidige verdeling het resultaat van de afspraak tussen partijen dat de schade aan het werk in uitvoering zou worden bepaald en afgewikkeld via de CAR-polis en de overige schade via de beperkte dekking van de opstalpolis, en is dat ook wat de experts hebben gedaan. De experts onder de opstalpolis waren het eens over vaststelling van de onder de opstalverzekering vallende schade op € 76.496,57; het onder de CAR-polis uitgekeerde bedrag van € 995.924,49 is gebaseerd op het dekkingscriterium ‘schade door beschadiging’. De verdeling op basis waarvan NN heeft uitgekeerd is dus in lijn met de afspraken tussen partijen en de toepasselijke polisvoorwaarden. De claim van Maan is te kort door de bocht, want zij telt het onder de CAR-polis bepaalde bedrag op met de begroting onder de opstalpolis tot een totaalaanspraak. Betaling in termijnen of storting in een bouwdepot is verder niet aan de orde geweest, want dit is niet mogelijk onder de CAR-polis. Nadat NN aan Maan had bevestigd dat er zou worden afgewikkeld conform de CAR-polis (3.16), had het op de weg van Maan gelegen om expliciet(er) te laten weten dat zij zich daarmee niet kon verenigen. Dat heeft zij niet gedaan en het addendum op de aanneemovereenkomst toont aan dat voor Maan duidelijk was dat er twee sporen waren en dat grotendeels onder de CAR-polis zou worden uitgekeerd aan Leune, aldus NN.
5.11.
De rechtbank is van oordeel dat partijen geen akkoord hebben bereikt over de wijze waarop de schade over de polissen zou worden verdeeld en ook niet over de uitkeringen aan Leune, maar wel over de wijze waarop partijen tot afspraken daarover zouden komen.
Deze oordelen berusten op de volgende overwegingen.
5.11.1.
Vaststaat dat partijen al in een vroeg stadium hebben besproken dat het gehele ‘werk’ normaliter onder de CAR-polis valt, dat een claim ten aanzien van de opstalpolis zal bestaan uit schade aan de bestaande eigendommen en dat splitsing van de schadeposten onder de opstal- en CAR-polis de insteek zou worden (zie onder meer 3.10, 3.12, 3.14, 3.15 en 3.27). Per polis zijn experts aan de slag gegaan, die hebben gedacht langs de lijnen van verdeling onder de opstal- en CAR-polis. De opstalexperts hebben hun opdracht aanvaard op 3 november 2021, waarna [expert 3] op 4 november 2023 een tussentijds rapport heeft afgegeven, waarin een eerste schaderaming van € 200.000 is genoemd (3.10) en uit de nadien tussen de experts gevoerde correspondentie (3.20 tot en met 3.27 en ook overigens de door [expert 3] weergegeven gang van zaken onder 3.27 – waarvan Maan de inhoud niet heeft weersproken –) volgt dat de experts onder de opstal- en de CAR-polis invulling hebben gegeven aan de vraag wat onder welke polis viel.
5.11.2.
Uit de stukken blijkt niet van een akkoord van Maan met uitkering van welk bedrag dan ook aan Leune onder de CAR-polis. Daarbij is relevant dat Maan voordat NN aan Leune uitkeerde te kennen heeft gegeven dat zij (bij nader inzien) uitkering van het grootste deel van de schade onder de opstalpolis verlangde, althans dat zij zich hardop afvroeg of de eerder gekozen insteek wel de juiste was (3.12 en 3.15); NN was hiermee bekend (3.13, 3.16 en 3.27). NN mocht er daarom niet te snel op vertrouwen dat Maan akkoord was met de door haar gehanteerde verdeling en ook niet dat Maan na betaling aan Leune zou afzien van enige aanspraak onder de opstalpolis. Dit geldt wat NN ook van [expert 1] had mogen begrijpen, omdat partijen hadden afgesproken dat de uiteindelijke beslissing over de verdeling bij partijen zelf zou liggen. Daarbij komt dat uit het bericht van [expert 3] (3.27) valt af te leiden dat hij nog met [expert 1] in gesprek was op het moment dat NN de slotuitkering aan Leune deed (3.26). NN kon destijds dus niet bevrijdend betalen aan Leune.
5.11.3.
Alles overwegende en in samenhang bezien is de rechtbank daarom van oordeel dat partijen zijn overeengekomen
datde schade zou worden verdeeld onder de opstal- en de CAR-polis, maar dat nog niet duidelijk was
hoeer moest worden verdeeld. Dit betekent dat Maan zich niet alsnog kan beroepen op artikel 18 van de opstalpolis. Haar betoog dat alle (betwiste) schade (alsnog) volledig moet worden uitgekeerd onder de opstalpolis, gaat dus niet op. Evengoed geldt dat het betoog van NN dat zij niet gehouden is nader uit te keren aan Maan “omdat zij al heeft uitgekeerd”, gelet op het voorgaande ook niet opgaat.
5.12.
NN heeft nog betoogd dat betaling van een nadere schadevergoeding aan Maan leidt tot vergoeding van een hoger bedrag dan de werkelijk door haar geleden schade.
Het uitgangspunt dat Maan geen schade lijdt voor zover Leune die schade heeft hersteld, is juist. Maan heeft ter zitting echter verteld dat Leune ondanks het kort-gedingvonnis en eigen toezeggingen nog steeds niet is begonnen met de herstelwerkzaamheden waarvoor zij onder de CAR-polis een uitkering heeft ontvangen. NN heeft dit niet bestreden. Bij die stand van zaken kan niet worden gezegd dat Maan met een nadere schade-uitkering dubbel schadevergoeding zou ontvangen.
Tussenconclusie
5.13.
De rechtbank komt in dit vonnis tot het oordeel dat:
  • partijen wel bindende afspraken hebben gemaakt over de vaststelling van de hoogte van de totale schade, maar niet over de verdeling van die schade over de brand-/opstalpolis van Maan en de CAR-polis van de aannemer;
  • Maan geen akkoord heeft gegeven op uitbetaling van het leeuwendeel van de schade onder de CAR-polis (en dus: aan de aannemer), zodat NN voor de schade die door de brand-/opstalverzekering gedekt werd niet bevrijdend kon betalen aan de aannemer;
  • partijen wel afspraken hebben gemaakt over de hoogte van de schade en de wijze waarop zij tot afspraken over een verdeling van de schadepenningen over de polissen zouden gaan komen, zodat Maan geen onverkorte toepassing van de daarop ziende polisbepalingen meer kan vorderen.
5.14.
Omdat de stellingen van beide partijen gebaseerd zijn op andere uitgangspunten dan die hiervoor genoemde, is het partijdebat over de vraag hoe het nu verder moet, onvolledig. De rechtbank verwijst de zaak daarom naar de rol zodat partijen zich (alleen) daarover nader kunnen uitlaten.
Maan krijgt gelegenheid nader te onderbouwen hoe de schade over de twee polissen moet worden verdeeld (en waarom); NN krijgt gelegenheid voor een antwoordakte.
5.15.
Bij de beantwoording van de vraag naar het bestaan en de omvang van de gevorderde schade gelden de gewone bewijsregels. Het is dus aan Maan om feiten en omstandigheden te stellen die het oordeel kunnen dragen dat de schade zo moet worden verdeeld als zij heeft bepleit. Zo nodig zal zij die stellingen ook moeten bewijzen, indien en voor zover NN die stellingen voldoende gemotiveerd heeft betwist.
5.16.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor de hiervoor genoemde aktewisseling. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
14 februari 2024voor het nemen van een akte door Maan over de in rechtsoverweging 5.14 omschreven onderwerpen, waarna NN gelegenheid heeft tot het nemen van een antwoordakte op de rol van
13 maart 2024;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
Type: 2513