In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoekster van Ugandese nationaliteit die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Het primaire besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 24 november 2023, om deze aanvraag af te wijzen, leidde tot bezwaar van de verzoekster. Dit bezwaar werd bij een bestreden besluit van 7 februari 2024 kennelijk ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep heeft ingesteld, geregistreerd onder zaaknummer NL24.9972.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 1 mei 2024 het beroep ongegrond verklaard. Aangezien het beroep ongegrond is verklaard, was er geen aanleiding voor de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. De voorzieningenrechter heeft tevens geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier R. de Boer, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.