Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, heeft beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 21 februari 2024 is genomen. Dit besluit houdt in dat de tijdelijke bescherming van eiser, die is gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG, eindigt. De rechtbank heeft het beroep buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn beroepschrift pas op 15 april 2024 heeft ingediend, wat ruimschoots na de wettelijke termijn van vier weken is. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er redenen zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Eiser heeft aangevoerd dat het terugkeerbesluit niet rechtsgeldig is en dat vergelijkbare zaken door de rechtbank in ’s-Hertogenbosch anders zijn behandeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze argumenten onvoldoende zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet tijdig heeft gehandeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.