Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Algerijnse eiser die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 20 maart 2024 de maatregel van bewaring opgelegd, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening en er een significant risico was dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft op 26 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de staatssecretaris. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden, waardoor de bewaring niet onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht de maatregel van bewaring had opgelegd, gezien de zware en lichte gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn en dat de medische omstandigheden van de eiser adequaat waren betrokken bij de beslissing. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.