ECLI:NL:RBDHA:2024:6642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL24.10471
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Roma uit Moldavië door de Rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een echtpaar van Moldavische afkomst, dat als Roma wordt gediscrimineerd. De eisers, die op 1 januari 2024 asiel hebben aangevraagd, vreesden voor vervolging in Moldavië vanwege de oorlog in Oekraïne en de sociaaleconomische omstandigheden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft hun aanvragen echter afgewezen als ongegrond, omdat de rechtbank oordeelde dat de ernst van de ondervonden discriminatie niet zodanig was dat dit hen in aanmerking deed komen voor een asielvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van de eisers geloofwaardig zijn, maar dat de problemen die zij ondervinden niet direct verband houden met hun Roma-etniciteit. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Moldavië niet kunnen functioneren, ondanks de discriminatie die zij ervaren. De rechtbank heeft het beroep van de eisers ongegrond verklaard, waardoor het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. De eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10471

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1] en [Naam 2], eisers

V-nummers: [Nummer 1] en [Nummer 2]
mede namens kinderen [Naam 3], [Naam 4] en [Naam 5]
V-nummers: [Nummer 3], [Nummer 4], [Nummer 5]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eisers in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2024, samen met de zaak NL24. 10474 van de moeder van eiser, op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eisers zijn met elkaar getrouwd, geboren op respectievelijk [Geboortedatum 1] en [Geboortedatum 2] en hebben de Moldavische nationaliteit. Op 1 januari 2024 hebben zij asielaanvragen ingediend in Nederland. Aan de asielaanvragen hebben zij ten grondslag gelegd dat zij vrezen dat de oorlog in Oekraïne zich uitbreidt naar Moldavië. Daarnaast hebben zij Moldavië verlaten vanwege de sociaaleconomische omstandigheden. [Naam 2] heeft immers een medische behandeling nodig. Verder kunnen zij niet terugkeren naar Moldavië omdat zij als Roma worden gediscrimineerd. Tot slot vreest eiser bij terugkeer voor de persoon van wie hij 20.000 euro heeft geleend, [Naam 6] genaamd.
2. Verweerder heeft met het bestreden besluit deze aanvragen afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. Dat eiser wordt gezocht vanwege een geldlening acht verweerder ook geloofwaardig De problemen vanwege Roma etniciteit vindt verweerder deels geloofwaardig. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eisers problemen met het vinden van werk, toegang tot medische zorg en het volgen van scholing in direct verband staan met eisers Roma etniciteit. Dit leidt voor verweerder niet tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Eisers vrees voor [Naam 6] leidt ook niet tot die conclusie. Immers is niet gebleken dat eiser geen bescherming kan krijgen van de Moldavische autoriteiten. Ook in het feit dat de woonplaats van eisers in Moldavië zich dichtbij de grens met Oekraïne bevindt en dat zij daarom vrezen voor uitbreiding van de oorlog naar Moldavië of voor afzwaaiende bommen ziet verweerder geen reden voor de verlening van een vergunning, nu het een vrees voor een toekomstige gebeurtenis betreft die niet aannemelijk is. Tegen eisers is een terugkeerbesluit uitgevaardigd, waarbij de vertrektermijn is verkort, en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
3. Eisers voeren het volgende aan. Eisers hebben wel degelijk in hun individuele gehoren uiteengezet dat zij zelf ook discriminatie hebben ondervonden vanwege hun Roma etniciteit in Moldavië. Uit de toelichting in de correcties en aanvullingen die naar aanleiding van het aanmeldgehoor zijn ingediend blijkt ook dat eisers te maken hebben met discriminatie en dat dit hun sociaal functioneren onmogelijk maakt. Volgens eisers is het causale verband tussen de ondervonden discriminatie en problemen en hun afkomst vastgesteld met een verwijzing naar het rapport “Diskriminiert und abgelehnt” van Kristina Holzapfel, waar dit uit blijkt. [1] Ook is er een direct verband tussen eisers afkomst als Roma en het feit dat hij geen Moldavisch spreekt. Hij heeft immers nauwelijks opleiding gevolgd omdat de toegang tot onderwijs voor Roma kinderen extreem beperkt is als gevolg van discriminatie
.Dat eiser zelf niet een direct verband heeft gelegd met discriminatie vanwege zijn afkomst komt omdat de discriminatie van Roma in Moldavië zo wijdverspreid en algemeen is, dat zij de discriminatie niet eens als zodanig herkennen. Voorts blijkt uit de overgelegde landeninformatie duidelijk welke problemen Roma ondervinden bij de toegang tot onderwijs en medische zorg. Het standpunt van verweerder dat eiseres wel toegang zou hebben tot gezondheidszorg als zij zou betalen en dat het probleem dus niet wordt veroorzaakt door discriminatie maar armoede gaat eraan voorbij dat Roma ten gevolge van discriminatie geen werk vinden, geen inkomen hebben en dus niet kunnen betalen voor die gezondheidszorg. Het feit dat eiseres eerder wel was ingeschreven en dat zij is uitgeschreven door haar zus is juist, maar eiseres heeft ook verklaard dat zij zich bij haar tante wilde inschrijven maar dat dat door de autoriteiten is geweigerd ondanks de medewerking van haar tante. Dat zij deze problemen heeft ondervonden is het gevolg van haar Roma etniciteit. Voorts kunnen eisers niet klagen bij de Moldavische autoriteiten. Hierbij verwijzen eisers wederom naar het rapport van Holzapfel. Eisers voeren bovendien aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met hun beperkte opleiding en ontwikkeling. Tot slot is het terugkeerbesluit en de vertrektermijn van nul dagen op formele gronden opgelegd en gebaseerd op de bewaringsjurisprudentie en niet op de individuele situatie en het gedrag van eisers. Ten slotte is het inreisverbod onrechtmatig omdat ten onrechte is geoordeeld dat er een nul-dagen vertrektermijn kon worden opgelegd. Ter zitting hebben eisers de beroepsgrond betreffende de oorlog in Oekraïne ingetrokken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Discriminatie van Roma in Moldavië
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers weliswaar als Roma worden gediscrimineerd, maar dat de ernst van de door hen ondervonden discriminatie niet zodanig is dat zij daarom in aanmerking komen voor een asielvergunning. Verweerder heeft getoetst of eisers bij terugkeer naar Moldavië een reëel risico lopen op ernstige schade in verband met hun etnische achtergrond. Verweerder heeft hierbij terecht overwogen dat hiervan geen sprake is. Eisers hebben immers niet aannemelijk gemaakt dat zij door de discriminatie zo ernstig worden beperkt in hun bestaansmogelijkheden dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren in Moldavië.
5. De rechtbank overweegt daarbij dat het bekend is dat Roma in Moldavië geen makkelijk leven hebben, wat ook blijkt uit het door eisers aangehaalde rapport van Holzapfel. Eisers hebben echter niet aannemelijk gemaakt dat zij zich in Moldavië niet hebben kunnen handhaven. Daarbij is van belang dat eisers tijdens de gehoren hebben verklaard persoonlijk geen problemen te hebben ondervonden vanwege hun Roma-afkomst. Uit de verklaringen van eisers blijkt bovendien dat zij geen problemen hebben ondervonden bij het aanvragen van identiteitsdocumenten en dat eiser zijn achternaam heeft kunnen veranderen. Verweerder heeft verder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser als Roma geen werk kan krijgen. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eisers in Moldavië wel in hun levensonderhoud hebben kunnen voorzien door kleding op de markt te verkopen, hoewel de mogelijkheden daarvoor beperkt waren omdat eiser geen opleiding heeft gehad en geen Moldavisch spreekt. Daarbij is van belang dat eiser heeft verklaard dat hij zich ging verplaatsen van plek naar plek en dat dit de enige reden was dat hij geen scholing heeft gehad. Uit de verklaringen van eisers volgt verder dat er wel medische zorg en scholing beschikbaar is, maar dat deze – net als voor andere inwoners van Moldavië - duur is. Daaruit volgt niet dat zij door discriminatie geen toegang hadden tot medische zorg en scholing. Dat eiseres zich bij haar tante wilde inschrijven maar dat dat door de autoriteiten is geweigerd ondanks de medewerking van haar tante, maakt verder niet dat er sprake is van discriminatie vanwege haar Roma etniciteit. Eiseres heeft immers verklaard dat zij wel hulp kon krijgen als zij zou betalen. [2] Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat een enkele verwijzing naar het rapport van Holzapfel niet voldoende is om hieruit op te maken dat de autoriteiten niet bereid dan wel niet in staat zijn om eisers te helpen. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat niet is gebleken dat eisers stappen hebben ondernomen om hulp of bescherming te verkrijgen.
6. De stelling van eisers dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met hun beperkte opleiding en ontwikkeling slaagt evenmin. Ook als eisers beperkte opleiding hebben gehad, is dit op zichzelf geen reden om aan te kunnen nemen dat eisers niet over hun eigen leefsituatie zouden kunnen verklaren.
7. Nu verweerder terecht heeft gesteld dat de discriminatie van eisers als Roma in Moldavië niet dusdanig is dat zij niet meer op sociaal en maatschappelijk gebied kunnen functioneren, zijn de aanvragen terecht afgewezen als ongegrond.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
8. De rechtbank volgt eisers ook niet in hun stelling dat het terugkeerbesluit en de vertrektermijn van nul dagen onzorgvuldig zijn voorbereid omdat er slechts een formele beoordeling zou hebben plaatsgevonden gebaseerd op de bewaringsjurisprudentie, zonder rekening te houden met het individuele gedrag van eisers zelf. Verweerder heeft terecht overwogen dat in het geval van eisers drie gronden van toepassing zijn, te weten dat zij Nederland niet op de voorgeschreven wijze zijn ingereisd, dat zij geen vaste woon- of verblijfplaats hebben in Nederland en dat zij niet beschikken over voldoende middelen van bestaan. Deze gronden zijn feitelijk juist. Dat is door eisers ook niet betwist. Verweerder heeft bij de drie gronden ook voldoende gemotiveerd waarom deze leiden tot een risico op onttrekking aan het toezicht. Daarmee is het risico op onttrekking aan het toezicht wat eisers betreft gegeven. Verweerder heeft daarom de vertrektermijn kunnen verkorten en terecht een inreisverbod uitgevaardigd. [3]
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een publicatie van ProAsyl en Flüchtlingsrat Berlin, februari 2022.
2.Verslag van het nader gehoor, pagina 9.
3.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw en artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.