ECLI:NL:RBDHA:2024:6646
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers, allen van Eritrese nationaliteit, een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 13 maart 2023 afgewezen. Eisers hebben op 7 april 2023 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Vervolgens hebben zij de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaar, en op 31 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft daarom uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar de relevante artikelen van de Awb, die bepalen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar van eisers bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.