ECLI:NL:RBDHA:2024:6646

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL24.3566
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers, allen van Eritrese nationaliteit, een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 13 maart 2023 afgewezen. Eisers hebben op 7 april 2023 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Vervolgens hebben zij de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaar, en op 31 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft daarom uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar de relevante artikelen van de Awb, die bepalen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld.

De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar van eisers bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3566

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
allen van Eritrese nationaliteit, eisers,
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. Eisers hebben een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend. De staatssecretaris heeft de aanvraag bij besluit van 13 maart 2023 afgewezen. Eisers hebben op 7 april 2023 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 maart 2023.
1.1
Bij brief van 15 januari 2024 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaar.
1.2
Eisers hebben vervolgens op 31 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
1.3
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Eisers hebben een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van de staatssecretaris waarin eisers aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf is afgewezen. Op grond van artikel 76 van de Vreemdelingenwet moet de staatssecretaris binnen negentien weken op het bezwaar beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij brief van 17 april 2023, waarbij de ontvangst van het bezwaarschrift is bevestigd, heeft de staatssecretaris de beslistermijn met twee weken opgeschort en vervolgens met zes weken verdaagd. Eisers hebben op 20 april 2023 verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden. De staatsecretaris heeft het verzoek gehonoreerd. De staatssecretaris heeft daarbij aangegeven uiterlijk 30 oktober 2023 te zullen beslissen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn inmiddels is verstreken, dat eisers de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.
5. Omdat de staatssecretaris nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de staatssecretaris dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij de staatssecretaris. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op het bezwaar van eisers.
6. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
7. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.
8. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eisers betaalde griffierecht en gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze
uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke
dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- stelt de hoogte van de door de staatssecretaris aan eisers verschuldigde dwangsom als
bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.