ECLI:NL:RBDHA:2024:6649
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Roma uit Moldavië wegens onvoldoende bewijs van vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Roma uit Moldavië, haar asielaanvraag had ingediend op 1 januari 2024. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 maart 2024, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bestond. Eiseres voerde aan dat zij vreesde voor de gevolgen van de oorlog in Oekraïne en de sociaaleconomische omstandigheden in Moldavië. De rechtbank oordeelde echter dat de vrees voor toekomstige gebeurtenissen niet aannemelijk was en dat de sociaaleconomische omstandigheden niet voldoende waren om in aanmerking te komen voor asiel.
Tijdens de zitting op 29 maart 2024 werd het beroep van eiseres behandeld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij problemen ondervond vanwege haar Roma-afkomst. Hoewel de rechtbank erkende dat Roma in Moldavië gediscrimineerd worden, was de ernst van de discriminatie volgens de rechtbank niet zodanig dat dit een asielvergunning rechtvaardigde. Eiseres had tijdens het gehoor niet aangegeven dat zij problemen had ondervonden vanwege haar afkomst, en de rechtbank oordeelde dat zij voldoende gelegenheid had gehad om haar asielmotieven naar voren te brengen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde het bestreden besluit, waarbij eiseres geen proceskostenvergoeding kreeg. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims goed te onderbouwen en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de geloofwaardigheid van de ingediende verklaringen.