ECLI:NL:RBDHA:2024:6649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL24.10474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Roma uit Moldavië wegens onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Roma uit Moldavië, haar asielaanvraag had ingediend op 1 januari 2024. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 maart 2024, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bestond. Eiseres voerde aan dat zij vreesde voor de gevolgen van de oorlog in Oekraïne en de sociaaleconomische omstandigheden in Moldavië. De rechtbank oordeelde echter dat de vrees voor toekomstige gebeurtenissen niet aannemelijk was en dat de sociaaleconomische omstandigheden niet voldoende waren om in aanmerking te komen voor asiel.

Tijdens de zitting op 29 maart 2024 werd het beroep van eiseres behandeld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij problemen ondervond vanwege haar Roma-afkomst. Hoewel de rechtbank erkende dat Roma in Moldavië gediscrimineerd worden, was de ernst van de discriminatie volgens de rechtbank niet zodanig dat dit een asielvergunning rechtvaardigde. Eiseres had tijdens het gehoor niet aangegeven dat zij problemen had ondervonden vanwege haar afkomst, en de rechtbank oordeelde dat zij voldoende gelegenheid had gehad om haar asielmotieven naar voren te brengen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde het bestreden besluit, waarbij eiseres geen proceskostenvergoeding kreeg. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims goed te onderbouwen en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de geloofwaardigheid van de ingediende verklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10474

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2024, samen met de zaak NL24.10471 van de zoon van eiseres en zijn gezin, op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Moldavische nationaliteit. Op 1 januari 2024 heeft zij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan haar asielaanvraag heeft zij ten grondslag gelegd dat zij vreest dat de oorlog in Oekraïne zich uitbreidt naar Moldavië. Daarnaast heeft zij Moldavië verlaten vanwege de sociaaleconomische omstandigheden.
2. Verweerder heeft met het bestreden besluit deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Dit leidt echter niet tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Dat eiseres Roma is, leidt ook niet tot die conclusie. Ook in het feit dat de woonplaats van eiseres in Moldavië zich dichtbij de grens met Oekraïne bevindt en dat zij daarom vreest voor uitbreiding van de oorlog naar Moldavië of voor afzwaaiende bommen ziet verweerder geen reden voor de verlening van een vergunning, nu het een vrees voor een toekomstige gebeurtenis betreft die niet aannemelijk is. Tot slot zijn ook de sociaaleconomische omstandigheden in Moldavië niet te herleiden tot een van de gronden voor verlening van een asielvergunning. Tegen eiseres is een terugkeerbesluit met een verkorte vertrektermijn uitgevaardigd en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
3. Eiseres voert het volgende aan. Eiseres is van mening dat haar gehoor onzorgvuldig is geweest. Eiseres wilde tijdens het gehoor zo snel mogelijk terug naar haar kamer in verband met haar kleindochter en schoondochter. De hoorambtenaar is eiseres ter wille geweest door niet veel vragen te stellen. De hoorambtenaar was echter bekend met de Roma etniciteit van eiseres, maar de vraag of zij daardoor ooit problemen heeft ondervonden is niet gesteld. Het argument van verweerder dat de nadere vragen, zoals die doorgaans in paragraaf 4.1 in de gehoren staan, niet gesteld hoeven te worden kan eiseres niet volgen. Die vragen worden altijd gesteld. Eiseres verwijst daarbij naar de Werkinstructie 2021/13 van verweerder. Het had de hoorambtenaar duidelijk moeten zijn dat eiseres als gevolg van de specifieke omstandigheden ten tijde van het gehoor niet goed in staat was om te verklaren en hij had daarom het gehoor op dat moment moeten afbreken om het een ander keer voort te zetten. Eventueel had de hoorambtenaar moeten doorvragen. Doordat eiseres niet behoorlijk is gehoord over haar asielmotieven heeft zij in de correcties geprobeerd uiteen te zetten dat zij problemen heeft ondervonden in Moldavië als gevolg van haar afkomst als Roma. Bovendien blijkt uit de overgelegde landeninformatie duidelijk welke problemen Roma ondervinden en dat Roma daardoor niet sociaal kunnen functioneren. Eiseres verwijst in dit verband naar het rapport “Diskriminiert und abgelehnt” van Kristina Holzapfel, waar dit ook uit blijkt. [1] Tot slot is het terugkeerbesluit en de vertrektermijn van nul dagen op formele gronden opgelegd en gebaseerd op de bewaringsjurisprudentie en niet op de individuele situatie en het gedrag van eiseres. Ten slotte is het inreisverbod onrechtmatig omdat ten onrechte is geoordeeld dat er een nul-dagen vertrektermijn kon worden opgelegd. Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond betreffende de oorlog in Oekraïne ingetrokken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Onzorgvuldig gehoor
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres bij aanvang van het nader gehoor heeft aangegeven dat zij lichamelijk en geestelijk in staat was om het gesprek te laten plaatsvinden. Daarbij heeft zij gevraagd of het gehoor niet te lang kan duren omdat haar schoondochter in het ziekenhuis is en zij op haar kleindochter moet passen. Hieruit is niet gebleken dat eiseres niet in staat was om te verklaren over haar asielmotieven. Weliswaar heeft het nader gehoor kort geduurd, maar niet is gebleken dat eiseres niet alles heeft kunnen verklaren wat zij wilde verklaren. Het is immers aan eiseres om in het gehoor haar asielrelaas zo volledig mogelijk naar voren te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat zij hiertoe onvoldoende in de gelegenheid is gesteld. Het doel van het nader gehoor is om voldoende verklaringen te verzamelen om te kunnen beoordelen of de vreemdeling in aanmerking komt voor een asielvergunning. Het nader gehoor richt zich primair op de directe redenen voor het vertrek uit het land van herkomst en/of de omstandigheden die na vertrek uit het land van herkomst zijn ontstaan waardoor de vreemdeling niet meer kan terugkeren naar dat land. Als eiseres ook problemen heeft ondervonden vanwege haar Roma etniciteit, had het op haar weg gelegen om die problemen ook te benoemen. De rechtbank stelt vast dat tijdens het gehoor is gevraagd wat de reden was dat eiseres Moldavië heeft verlaten. Zij antwoordde daarop dat haar familie en zij dichtbij de grens met Oekraïne wonen en dat haar kinderen bang waren om daar te wonen vanwege de oorlog. Vervolgens is aan haar gevraagd of dit alles is wat van belang is ten aanzien van de reden van haar vertrek uit Moldavië. Daarop antwoordde eiseres dat zij zich ook in een slechte financiële situatie bevindt. Vervolgens is dit nogmaals samengevat en is aan eiseres gevraagd of er geen andere redenen zijn voor haar vertrek. Ook toen heeft zij niets verklaard over haar problemen vanwege haar Roma etniciteit. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke situatie van eiseres of dat eiseres in haar belangen is geschaad. Eiseres wordt dan ook niet gevolgd in haar stelling dat geen zorgvuldig gehoor heeft plaatsgevonden.
Discriminatie van Roma in Moldavië
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat Roma worden gediscrimineerd, maar dat de ernst van de door eiseres ondervonden discriminatie niet zodanig is dat zij daarom in aanmerking komt voor een asielvergunning. Verweerder heeft getoetst of eiseres bij terugkeer naar Moldavië een reëel risico loopt op ernstige schade in verband met haar etnische achtergrond. Verweerder heeft hierbij terecht overwogen dat hiervan geen sprake is. Eiseres heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat zij door de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in haar bestaansmogelijkheden dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren in Moldavië.
6. De rechtbank overweegt daarbij dat het bekend is dat Roma in Moldavië geen makkelijk leven hebben, wat ook blijkt uit het door eiseres aangehaalde rapport van Holzapfel. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij zich in Moldavië niet heeft kunnen handhaven. Daarbij is van belang dat eiseres tijdens het gehoor heeft verklaard persoonlijk geen problemen te hebben ondervonden vanwege haar Roma-afkomst. Pas in de correcties en aanvullingen zijn de problemen die eiseres stelt te ondervinden in verband gebracht met haar afkomst. Uit de verklaringen van eiseres blijkt bovendien dat zij geen problemen heeft ondervonden bij het aanvragen van identiteitsdocumenten en dat zij zelf geen scholing heeft gehad maar dat dit komt doordat dit van haar ouders niet mocht. Daarnaast heeft eiseres in Moldavië wel in haar levensonderhoud kunnen voorzien door appels te plukken, hoewel de mogelijkheden daarvoor beperkt waren omdat eiseres geen opleiding heeft gehad. Bovendien heeft eiseres verklaard dat zij geen behoefte heeft om te werken en dat het niet gebruikelijk is voor haar om te werken vanwege haar leeftijd. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat een enkele verwijzing naar het rapport van Holzapfel niet voldoende is om hieruit op te maken dat de autoriteiten niet bereid dan wel niet in staat zijn om eiseres te helpen. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat niet is gebleken dat eiseres stappen heeft ondernomen om hulp of bescherming van die autoriteiten te verkrijgen.
7. Nu verweerder terecht heeft gesteld dat de discriminatie van eiseres als Roma in Moldavië niet dusdanig is dat zij niet meer op sociaal en maatschappelijk gebied kunnen functioneren, is de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
8. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat het terugkeerbesluit en de vertrektermijn van nul dagen onzorgvuldig zijn voorbereid omdat er slechts een formele beoordeling zou hebben plaatsgevonden gebaseerd op de bewaringsjurisprudentie, zonder rekening te houden met het individuele gedrag van eiseres zelf. Verweerder heeft terecht overwogen dat in het geval van eiseres drie gronden van toepassing zijn, te weten dat zij Nederland niet op de voorgeschreven wijze is ingereisd, dat zij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland en dat zij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan. Deze gronden zijn feitelijk juist. Dat is door eiseres ook niet betwist. Verweerder heeft bij de drie gronden ook voldoende gemotiveerd waarom deze leiden tot een risico op onttrekking aan het toezicht. Daarmee is het risico op onttrekking aan het toezicht wat eiseres betreft gegeven. Verweerder heeft daarom de vertrektermijn kunnen verkorten en terecht een inreisverbod uitgevaardigd. [2]
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een publicatie van ProAsyl en Flüchtlingsrat Berlin, februari 2022.
2.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw en artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.