ECLI:NL:RBDHA:2024:6653
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 19 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 12 maart 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De Europese Unie heeft regelgeving omtrent asielaanvragen vastgelegd in de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij nooit in Duitsland asiel heeft aangevraagd en dat Spanje verantwoordelijk is, maar de rechtbank oordeelt dat de intentie van eiser niet relevant is voor de toepassing van de Dublinverordening.
Eiser heeft ook zijn zorgen geuit over de behandeling door de Duitse autoriteiten, maar de rechtbank stelt dat de staatssecretaris er vanuit mag gaan dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat dit in zijn geval niet geldt. Bovendien heeft hij niet kunnen onderbouwen dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat overdracht aan Duitsland onevenredig hard zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.