ECLI:NL:RBDHA:2024:6660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL24.4853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een visumaanvraag voor kort verblijf. Eiseres, een Sierra Leoonse nationaliteit, had op 13 april 2023 een aanvraag ingediend voor een visum om haar zoon in Nederland te bezoeken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag op 21 april 2023 afgewezen, omdat de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende waren aangetoond en er redelijke twijfel bestond over het voornemen van eiseres om Nederland te verlaten voor het verstrijken van het visum.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd door de minister op 12 januari 2024 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 22 april 2024 heeft eiseres aangevoerd dat haar zoon, die het bezwaar had ingediend, gemachtigd was om dit te doen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zoon van eiseres geen rechtsgeldige machtiging had overgelegd, omdat de machtiging niet door eiseres zelf was ondertekend. Dit leidde tot de conclusie dat de minister het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet verplicht was om eiseres te horen, gezien het ontbreken van de vereiste machtiging en het feit dat de zoon van eiseres niet had gereageerd op de mogelijkheid om het verzuim te herstellen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de visumaanvraag en de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar in stand blijven. Eiseres krijgt geen gelijk en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL24.4853
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] ,

V- nummer: [V-nr.] , eiseres (gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de minister van Buitenlandse zaken, de minister, (gemachtigde: A. Dijcks).

Inleiding

1. De minister heeft met het primaire besluit van 21 april 2023 de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een visum voor kort verblijf afgewezen.
2. Met het bestreden besluit van 12 januari 2024 heeft de minister het bezwaar dat daartegen is ingesteld kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: de zoon van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Eiseres heeft op 13 april 2023 verzocht om de afgifte van een visum voor kort verblijf voor familiebezoek bij haar zoon in Nederland.
7. Met het primaire besluit is de aanvraag afgewezen. Het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf waren onvoldoende aangetoond en er bestond redelijke twijfel over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van het visum te verlaten. De zoon van eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De
minister heeft het bezwaar in het bestreden besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de zoon van eiseres het bezwaar heeft ingesteld zonder een rechtsgeldig machtiging over te leggen. De machtiging is namelijk niet ondertekend door eiseres zelf. Daarnaast is het bezwaarschrift niet ondertekend binnen de gestelde termijn. Dit terwijl uit de Visumcode1 volgt dat alleen de visumaanvrager rechtsmiddelen kan instellen tegen het weigeren van een visum. Gelet op alles wat in de aanvraag- en bezwaarprocedure is aangevoerd, heeft de minister het tot slot niet nodig gevonden om eiseres over haar bezwaar te horen.
8. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Volgens eiseres heeft de minister te formeel gehandeld. De visumaanvraag is feitelijk ingediend door de zoon van eiseres. De zoon van eiseres is voor zover noodzakelijk gerechtigd en gemachtigd om een bezwaarschrift in te dienen. De minister heeft verder onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat het bezwaarschrift door een burger is ingediend. Dat er een mogelijkheid is geboden om het verzuim te herstellen verandert daar niks aan. Er zijn namelijk inhoudelijke bezwaargronden ingediend en er bestaat geen twijfel over de identiteit van eiseres en haar zoon. Voor zover het al juist zou zijn dat op grond van de Visumcode alleen eiseres het bezwaarschrift en de machtiging zou mogen ondertekenen is dat geen redelijk standpunt. Daarnaast hadden de gebreken tijdens een hoorzitting besproken en gerepareerd kunnen worden, er is ten onrechte niet gehoord.2
9. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat de machtiging die in beroep alsnog is overgelegd een nadere onderbouwing is van de eerder ingenomen stelling dat haar zoon gewoon gemachtigd was om bezwaar in te dienen. Daarnaast pakt een te strikte toepassing van artikel 32, derde lid, van de Visumcode onevenredig uit.3 Eiseres moet voor een nieuwe aanvraag afreizen naar Ghana, er ligt een inhoudelijk bezwaarschrift en er is alsnog een machtiging overgelegd. Daarnaast heeft de zoon van eiseres de herstelverzuimbrief niet goed begrepen. Tijdens een hoorzitting had alles besproken en opgelost kunnen worden.
10. Op grond van artikel 32, derde lid, van de Visumcode kunnen alleen aanvragers aan wie een visum is geweigerd in beroep gaan en is het nationale recht daarop van toepassing. Onder in beroep gaan moet naar Nederlands recht ook worden verstaan: bezwaar maken. Aan verordeningen, die rechtstreeks werkend zijn, kan naar hun aard door lidstaten niet worden toe- of afgedaan. Om die reden kon de zoon van eiseres geen bezwaar indienen namens eiseres.
11. Dit zou anders zijn geweest als de zoon van eiseres door eiseres gemachtigd zou zijn geweest. Uit het bezwaar was echter niet af te leiden dat de zoon van eiseres gemachtigd was om namens eiseres bezwaar te maken, omdat de machtiging niet door eiseres is ondertekend. Een juist ondertekende machtiging had in de bezwaarfase al overgelegd moeten worden. Daarbij komt dat de minister op 1 augustus 2023 de zoon van eiseres een brief heeft gestuurd. Aan hem is de mogelijkheid geboden om alsnog een door eiseres
1. Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode.
2 Eiseres wijst op de Afdelingsuitspraak van 6 juli 2022 over de hoorplicht, ECLI:NL:RVS:2022:1918
3 Eiseres heeft een uitspraak overgelegd van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190 en wijst op de contra legem werking van het evenredigheidsbeginsel.
ondertekend machtigingsformulier in te dienen en om het bezwaarschrift te ondertekenen. Vaststaat dat de zoon van eiseres geen gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid. De enkele stelling dat de zoon van eiseres de brief niet heeft begrepen is niet voldoende voor een ander oordeel. Niet is gebleken dat de zoon van eiseres aan de minister heeft gevraagd om uitleg over de brief, dit terwijl in de brief een telefoonnummer staat dat gebeld kan worden als er vragen zijn. Gelet hierop kan niet worden gevolgd dat het bestreden besluit onevenredig is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
12. In de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 6 juli 2022 zijn een aantal omstandigheden genoemd die van belang zijn voor de vraag of de minister van horen heeft mogen afzien. De vuistregel hierbij is dat naarmate een vreemdeling meer inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te krijgen en daarover heeft gecommuniceerd, het meer in de rede ligt om hem/haar uit te nodigen voor een hoorzitting. In dit geval is van zulke inspanningen niet gebleken. De zoon van eiseres heeft immers geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het verzuim te herstellen en heeft ook geen hulp gevraagd naar aanleiding van de herstelverzuimbrief. Gelet op het ontbreken van de vereiste machtiging en de omstandigheid dat niet op het herstelverzuim is gereageerd kon de minister het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaren en mocht hij afzien van het horen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. De minister hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr.
N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.