ECLI:NL:RBDHA:2024:6665
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en met V-nummer [nummer], op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 22 maart 2023. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 10 april 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft op 12 april 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de aanvraag ingediend op 22 maart 2023, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 22 september 2023. De staatssecretaris heeft echter de beslistermijn met negen maanden verlengd op basis van het WBV 2023/3.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een situatie die een verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling prematuur was en het beroep niet-ontvankelijk zou zijn geweest. Aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is er ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.