Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
€ 7.500,-;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers op 30 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent in het kader van nareis. Op 6 oktober 2023 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Vervolgens hebben zij op 21 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank zonder zitting uitspraak doet op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, die uiterlijk op 3 oktober 2023 had moeten worden behandeld. De rechtbank stelt vast dat de eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld en dat er meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en gegrond. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar gezien de achterstanden bij de staatssecretaris, wordt deze termijn verlengd naar acht weken.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De verbeurde dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten en proceskosten van eisers, die in totaal op € 437,50 worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.