ECLI:NL:RBDHA:2024:6776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
09/301619-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor harddrugshandel met procaïne en fenacetine

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs. De verdachte, geboren in 1994 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en het voorhanden hebben van middelen en stoffen die bestemd waren voor de drugshandel. Tijdens de zitting op 19 april 2024 werd het bewijs gepresenteerd, waaronder proces-verbaal van bevindingen en rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht schuldig aan het tweede ten laste gelegde feit en sprak hem daarvan vrij. Echter, het eerste feit werd wel bewezen verklaard, waarbij de rechtbank de ernst van de voorbereidingshandelingen en de hoeveelheid aangetroffen stoffen in overweging nam. De verdachte had 64,4 kilogram aan stoffen, waaronder fenacetine en procaïne, en verschillende hulpmiddelen zoals vacuümzakken en een geldtelmachine in zijn woning. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moest melden bij de reclassering en moest meewerken aan schuldhulpverlening. Tevens werd de iPhone 8 verbeurd verklaard, terwijl de iPhone 6 aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/301619-23
Datum uitspraak: 3 mei 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 april 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. I. Oostrom, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, die is gewijzigd op de terechtzitting van 19 april 2024. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Vrijspraak

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit en spreekt de verdachte, zoals gevorderd en bepleit, vrij van dat feit.

4.De bewijsbeslissing

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard.
4.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PLL1500-2023356347, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 160).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 november 2023, voor zover inhoudende (p. 7-17):
Op 13 november 2023 kregen wij het verzoek om te gaan naar Rijswijk waar een ruzie gaande zou zijn tussen twee mensen met twee auto's en waarbij meerdere IKEA-tassen met bouwblokken zouden zijn overgegeven. Wij reden naar het huisadres van de tenaamgestelde van het voertuig, de [adres] te [plaats 2] . Ik zag dat een man van achter het stuur vandaan kwam. De man werd mij later bekend als de verdachte [verdachte] . Ik zag door de zijruit een witte boodschappentas achter de bijrijdersstoel staan die grotendeels dicht zat aan de bovenzijde. Ik zag duidelijk meerdere blokken met een wit briefje met opschrift "B23". Ik opende de achterklep. Daar zag ik nog drie witte boodschappentassen vol met nog meer van gelijksoortige blokken met B23 opschrift.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 november 2023, voor zover inhoudende (p. 29-41):
Wij hebben de blokken gewogen, met als resultaat: een bruto gewicht van 64,4 kilogram.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 december 2023, voor zover inhoudende (p. 112-115):
Op 20 november 2023, heb ik, de op 13 november 2023, in een
voertuig in beslaggenomen pakketten met substanties onderzocht en/of
bemonsterd.
De pakketten, totaal 59 stuks zaten in een viertal bigshoppers van de firma
Ikea.
Goednr 3057492
Totaal 25 pakketten. Vier willekeurige monsters gemaakt ten behoeve van analyse NFI. Voorzien van SIN: AARD9270NL AARD9272NL AARD9271NL AARD9273NL
Goednr 3051487 (bruine tape zonder logo)
Totaal 27 pakketten. Vier willekeurige monsters gemaakt ten behoeve van analyse NFI. Voorzien van SIN: AARD9279 AARD9280NL AARD9278NL AARD9277NL
Goednr 3051492 (zwarte tape)
Totaal 7 pakketten. Twee willekeurige monsters gemaakt ten behoeve van analyse NFI. Voorzien van SIN: AARD9287NL AARD9285NL
4. Het geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 29 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 117-119):
AARD9273NL: bevat fenacetine (wit poeder) en bevat cocaïne en procaïne (crèmekleurige brokjes)
AARD9272NL: bevat fenacetine (wit poeder) en bevat cocaïne en procaïne (crèmekleurige brokjes en kleurloze kristallen)
AARD9271NL: bevat fenacetine (wit poeder) en bevat cocaïne en procaïne (crèmekleurige brokjes en kleurloze kristallen)
AARD9270NL: bevat fenacetine (wit poeder) en bevat cocaïne en procaïne (crèmekleurige brokjes en kleurloze kristallen)
AARD9280NL: bevat fenacetine (wit poeder) en bevat cocaïne en procaïne (lichtroze brokjes en kleurloze kristallen)
AARD9279NL: bevat dexa- en/of levamisol (crèmekleurig kristallijn poeder en kristallen) en bevat bevat cocaïne en dexa- en/of levamisol (beige brokjes)
AARD9278NL: bevat fenacetine (wit poeder) en bevat cocaïne en procaïne (crèmekleurige brokjes en kleurloze kristallen)
AARD9277NL: bevat fenacetine (wit poeder) en bevat cocaïne en procaïne (crèmekleurige brokjes en kleurloze kristallen)
AARD9285NL: bevat fenacetine (wit poeder) en bevat cocaïne en procaïne (crèmekleurige brokjes en kleurloze kristallen)
AARD9287NL: bevat fenacetine (wit poeder) en bevat cocaïne en procaïne (crèmekleurige brokjes en kleurloze kristallen)
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 november 2023, voor zover inhoudende (p. 42-77):
De woning gelegen aan de [adres] te ’ [plaats 2] werd doorzocht. In de woning werden de volgende goederen aangetroffen:
- 500 vacuümzakken;
- een geldtelmachine;
- twee vacumeermachines
Tussen de muur van de woonkamer en de muur van het balkon bevond zich een holle ruimte.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 april 2024, voor zover inhoudende:
Ik moest de tassen ophalen in Rijswijk in opdracht van een persoon. Ik zou € 150,00 bijverdienen. Eerder moest ik ook de geldtelmachine, de vacuümzakken en de vacumeermachine in bewaring nemen. Ik werd ergens in september gebeld en iemand kwam langs met die spullen. Ik moet die spullen bewaren. Ik kreeg daar € 100,00 voor.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op
of omstreeks13 november 2023 te Rijswijk en
/ofte 's-Gravenhage om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en
/ofte bevorderen, te weten
-
het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,- het opzettelijk
telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en
/of- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne,
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,- zich en/of een ander gelegenheid
enmiddelen
en/of inlichtingentot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen
envervoermiddelen,
enstoffen,
gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers
heeft hij, verdachte:
- 64,4 kg (bruto
), althans een hoeveelheid, van de stoffenfenacetine en
/ofprocaïne en
/of
- een hoeveelheid cocaïne
- een geldtelmachine en
/of- twee
vacumeermachinesen
/of- 500
vacuümzakkenvoorhanden gehad en
/ofbevond er zich in zijn woning een holle ruimte tussen de woonkamer en het balkon.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en een voorwaardelijk strafdeel waaraan de bijzondere voorwaarden kunnen verbonden die de reclassering heeft geadviseerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor harddrugs. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 10a Opiumwet komt naar voren dat de wetgever - kort gezegd - de handel in harddrugs als een onaanvaardbaar risico beschouwt en dat voorbereidingshandelingen ten aanzien van de handel in deze drugs strafbaar zijn gesteld om te voorkomen dat degenen die zich daarmee inlaten straffeloos zouden blijven. Dat de wetgever dergelijke voorbereidingshandelingen als ernstige misdrijven beschouwt, komt tot uiting in de daarop in artikel 10a Opiumwet gestelde gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Het is algemeen bekend dat drugs schadelijk zijn en daarmee een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit waarmee de maatschappij te maken heeft, direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. De verdachte heeft zich bij het plegen van voornoemde voorbereidingshandelingen kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen financiële gewin, zonder zich te bekommeren om de gezondheidsrisico’s voor anderen of de nadelige gevolgen van de mogelijk daarmee gepaard gaande criminaliteit.
De verdachte heeft verklaard dat hij in het verleden handelde in softdrugs en dat hij door financiële problemen nu deze goederen in bewaring nam. Verdachte blijkt dus te hebben gekozen voor een overstap van softdrugs naar betrokkenheid bij de handel in harddrugs. De hoeveelheid stoffen die is aangetroffen bij de verdachte is aanzienlijk. Daarnaast zijn goederen zoals een geldtelmachine, vacumeermachines en vacuümzakken bij hem aangetroffen en had de verdachte kennelijk zijn woning op het verstoppen van voor de cocaïnehandel bedoelde middelen aangepast door het toegankelijk maken van een holle ruimte in de muur. De rechtbank weegt dat alles als strafverzwarend mee. .Verdachte heeft geen volledige openheid van zaken gegeven. Zijn bekentenis is eerder berekenend dan berouwvol. Nu van daadwerkelijk inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen niet is gebleken, kan dat ook niet als strafmatigend meewegen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder werd veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 15 april 2024, waaruit volgt dat sprake is van problematiek op het gebied van dagbesteding, financiën en sociaal netwerk en van een laag recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met eventuele medeverdachte(n), dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening op te leggen.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
De na te melden straf is passend en geboden.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen iPhone 6 zal worden teruggegeven aan de verdachte en dat de inbeslaggenomen iPhone 8 zal worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de iPhone 6.
De rechtbank zal de iPhone 8 verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en
met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van deze uitspraak gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen een ander gelegenheid of middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
21 (EENENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 7 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
verklaart verbeurd de iPhone 8;
gelast de teruggave van de iPhone 6 aan veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M.A. de Koning, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. G.H.M. Smelt, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. K. Zech en M. Gest, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2024.
Mrs. B.J. van de Griend en M. Gest zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
1
hij op of omstreeks 13 november 2023 te Rijswijk en/of te ’s-Gravenhage om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst T, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft hij, verdachte:
- 64,4 kg (bruto), althans een hoeveelheid, van de stof(fen) fenacetine en/of procaine en/of
- een hoeveelheid cocaïne en/of
- een geldtelmachine en/of
- twee, althans een aantal, vacuumeermachines en/of
- 500, althans een aantal vacuumzakken voorhanden gehad en/of
- bevond er zich in zijn, verdachte’s, woning een holle ruimte tussen de woonkamer en het balkon;
2
hij op of omstreeks 13 november 2023 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage, al dan niet
opzettelijk, (een) geneesmiddel(en) als bedoeld in artikel 1 sub b van de
Geneesmiddelenwet en waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten 64,4
kilogram (bruto), althans een hoeveelheid, fenacetine en/of procaïne, in voorraad
heeft gehad;
zijnde de gebezigde terminologie als bedoeld in de Geneesmiddelenwet art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet.