ECLI:NL:RBDHA:2024:6808
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielaanvraag onder de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig was, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen hoeft te worden door Nederland, omdat Duitsland verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Nederland asiel aangevraagd, maar is daarna naar Duitsland gegaan, waar hij ook een asielaanvraag indiende. De rechtbank stelt vast dat Duitsland het verzoek om terugname heeft aanvaard, wat betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser's argumenten dat Nederland verantwoordelijk zou zijn, worden door de rechtbank verworpen.
De rechtbank oordeelt verder dat overdracht aan Duitsland niet onevenredig zou zijn en dat de Staatssecretaris niet verplicht was om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar gemaakt op 23 april 2024.