In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 3 april 2024 besloten om de aanvraag van verzoeker niet in behandeling te nemen, met als reden dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 22 april 2024, waarbij de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Verzoeker zelf was niet verschenen. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening samen met een andere zaak, NL24.14362, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van vandaag, in de andere zaak, al een beslissing genomen op het beroep van verzoeker. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.