ECLI:NL:RBDHA:2024:6909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
C/09/662572 / JE RK 24-408
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing

Op 23 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige, die onder toezicht zijn gesteld, gehoord tijdens een mondelinge behandeling. De gecertificeerde instelling verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen tot de meerderjarigheid van de minderjarige en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie, maar ook dat de ouders en de minderjarige positieve stappen hebben gezet in de hulpverlening. Ondanks deze vooruitgang is er nog steeds sprake van een patroon van onveiligheid en geweld in de thuissituatie, wat de kinderrechter zorgwekkend acht. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot de meerderjarigheid van de minderjarige, maar heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat er op dat moment geen noodzaak voor was. De kinderrechter benadrukt het belang van systeemtherapie voor het gezin en dat de hulpverlening moet worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/662572 / JE RK 24-408
Datum uitspraak: 23 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in ' [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. R. Shahbazi te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 maart 2024;
  • het verweerschrift van de moeder met bijlagen, ontvangen op 18 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft feitelijk bij de ouders.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 april 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 25 april 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 augustus 2023 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot de meerderjarigheid. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot de meerderjarigheid. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De gecertificeerde instelling heeft nog steeds zorgen over de directe veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie. De afgelopen periode hebben de ouders en [minderjarige] positieve stappen gezet. [minderjarige] is gestart met EMDR-therapie en zij is actief betrokken bij haar behandeling. Ook de ouders nemen actief en naar vermogen deel aan de (individuele) hulpverlening. Er wordt wel opgemerkt door de hulpverlening dat de ouders moeite hebben om de adviezen van de hulpverlening toe te passen in de praktijk. Het is daarnaast zorgelijk dat het terugkerende patroon van onveiligheid en verbaal en fysiek huiselijk geweld in de thuissituatie nog niet doorbroken is. Om dit patroon te doorbreken, is de inzet van systeemtherapie binnen het gezin van belang. Dit is tot op heden (nog) niet opgestart. Daarnaast is de afgelopen periode met behulp van VUHP (Voorkoming van Uithuisplaatsing) geprobeerd om [minderjarige] weer thuis te plaatsen. Hoewel dit in eerste instantie positief leek te verlopen, is gebleken dat zowel [minderjarige] als de ouders moeite hadden met het accepteren van elkaars grenzen en dat de ouders niet adequaat konden reageren op [minderjarige] ’s gedrag. Dat heeft toch weer tot een terugplaatsing van [minderjarige] bij Jeugdformaat geleid. Volgens de Waag is meer intensieve hulpverlening noodzakelijk om de patronen van het gezin te doorbreken. Dit maakt dat een volledige plaatsing van de ouders bij [minderjarige] volgens de gecertificeerde instelling onverantwoord is. De gecertificeerde instelling wil de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing inzetten om [minderjarige] en de ouders de mogelijkheid tot een time-out bij Jeugdformaat te geven. Om [minderjarige] een stabiele en veilige (thuis)omgeving te bieden, is een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is het volgende naar voren gebracht Ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling voert de advocaat geen verweer. De advocaat verzoekt wel om de ondertoezichtstelling in duur te verkorten. Hoewel de ouders het liefst de hulpverlening zelfstandig willen voortzetten, snappen de ouders dat er voorlopig nog iemand nodig is om de regie over de hulpverlening te voeren. Daarnaast verzoekt de advocaat om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen, nu er geen noodzaak tot een machtiging uithuisplaatsing is. De ouders en [minderjarige] werken mee aan de hulpverlening en [minderjarige] verblijft feitelijk sinds Pasen weer bij de ouders. De advocaat vraagt zich af of de inzet van de machtiging tot uithuisplaatsing als time-out wel gerechtvaardigd is. Een eventuele time-out kan ook in het netwerk worden uitgevoerd.
4.2.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat de ouders hun best doen om [minderjarige] thuis te laten wonen. De vader staat open voor alle hulpverlening. Daarnaast zou de vader meer adviezen van de gecertificeerde instelling willen krijgen over hoe de ouders op een adequate manier op het gedrag van [minderjarige] moeten reageren.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. [minderjarige] en de ouders hebben de afgelopen periode een positieve groei laten zien. Zij werken mee aan de benodigde hulpverlening en de ouders zijn actief en positief betrokken bij [minderjarige] . Er is echter nog steeds sprake van een patroon waarbij fysiek en verbaal geweld wordt gebruikt tussen en naar zowel de ouders als [minderjarige] , op momenten dat [minderjarige] de grenzen opzoekt en de ouders hun gezag moeten laten gelden. Dit patroon lijkt, ondanks de ingezette hulpverlening, nog niet helemaal doorbroken te zijn. Dat is een risico voor de veiligheid van [minderjarige] . Om tot een structurele veiligheid in de thuissituatie te komen, is het van belang dat het gehele gezin (blijvend) gaat meewerken aan de systeemtherapie. Zoals uit het verweerschrift volgt moeten de ouders al lange tijd wachten totdat zij duidelijkheid hebben over wanneer dit gaat starten. Dat is jammer en het is begrijpelijk dat de ouders daarover teleurgesteld zijn. Het is van belang dat de systeemtherapie zo spoedig mogelijk wordt opgestart. Hoewel de ouders en [minderjarige] duidelijk hebben gemaakt gemotiveerd te zijn om mee te werken aan de benodigde hulpverlening, ziet de kinderrechter ook dat de ouders op cruciale momenten nog moeite hebben om de aangereikte adviezen van de hulpverlening in de praktijk toe te passen en om adequaat te reageren op het gedrag van [minderjarige] . Daarom acht de kinderrechter het van belang dat er een jeugdbeschermer de komende tijd bij het gezin betrokken blijft om zicht te houden op de opvoedsituatie bij de ouders en om ervoor te zorgen dat de hulpverlening wordt ingezet en gecontinueerd. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling verlengen tot de meerderjarigheid van [minderjarige] .
5.3.
Voorts is de kinderrechter, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor uithuisplaatsing niet aanwezig zijn. Voorop staat dat de machtiging uithuisplaatsing, zoals door de gecertificeerde instelling ter zitting is toegelicht, zal worden gebruikt voor het geven van een time-out; het is niet (meer) de bedoeling dat [minderjarige] permanent bij Jeugdformaat verblijft. [minderjarige] verblijft echter al sinds Pasen bij de ouders.
Dit verloopt in wezen goed en sinds zij hier verblijft hebben zich geen dermate ernstige incidenten meer voorgedaan die hebben gemaakt dat de situatie niet langer kon voortduren. Van een nieuwe time-out is sindsdien geen sprake geweest. Onder die omstandigheden is er geen noodzaak voor een machtiging uithuisplaatsing. De kinderrechter is van oordeel dat een eventuele time-out ook op een andere manier, bijvoorbeeld in het netwerk van het gezin, kan worden geregeld. Daarom acht de kinderrechter een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing op dit moment een te zware maatregel. De kinderrechter zal het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij gebrek aan noodzaak afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot [geboortedag] 2025;
6.2.
wijst af het verzoek tot verlenging van de machtiging [minderjarige] gedurende de dag en nacht uit huis te plaatsen;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.
Tekst