ECLI:NL:RBDHA:2024:6943
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 3 februari 2023 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 14 februari 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft vervolgens op 15 februari 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) biedt verdere uitwerking. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor verzoeker op 3 augustus 2023 eindigde, maar dat deze termijn met negen maanden is verlengd door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Aangezien de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, was de ingebrekestelling prematuur en zou dit leiden tot een niet-ontvankelijk beroep.
Daarom is er geen sprake van een ontvankelijk beroep en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.