Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Poolse nationaliteit heeft, had op 23 april 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 maart 2024, waarin werd vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf had op grond van het Unierecht. Eiser stelde dat hij de behandeling van het bezwaar in Nederland mocht afwachten en dat er geen grond was voor zijn bewaring. Hij voerde aan dat, indien het bezwaarschrift te laat was ingediend, dit verschoonbaar was.
De rechtbank heeft op 1 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat eiser niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 18 maart 2024, aangezien het bezwaar uiterlijk op 16 april 2024 ingediend had moeten worden. De rechtbank stelde vast dat, ingevolge artikel 73, derde lid, van de Vreemdelingenwet, de werking van het besluit niet opgeschort wordt als het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Hierdoor had eiser geen rechtmatig verblijf en was de maatregel van bewaring terecht opgelegd.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.L. Weerkamp en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.