ECLI:NL:RBDHA:2024:7016

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.17897
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en afwijzing verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Poolse nationaliteit heeft, had op 23 april 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 maart 2024, waarin werd vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf had op grond van het Unierecht. Eiser stelde dat hij de behandeling van het bezwaar in Nederland mocht afwachten en dat er geen grond was voor zijn bewaring. Hij voerde aan dat, indien het bezwaarschrift te laat was ingediend, dit verschoonbaar was.

De rechtbank heeft op 1 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat eiser niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 18 maart 2024, aangezien het bezwaar uiterlijk op 16 april 2024 ingediend had moeten worden. De rechtbank stelde vast dat, ingevolge artikel 73, derde lid, van de Vreemdelingenwet, de werking van het besluit niet opgeschort wordt als het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Hierdoor had eiser geen rechtmatig verblijf en was de maatregel van bewaring terecht opgelegd.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.L. Weerkamp en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17897

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. Mazur. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Poolse nationaliteit te hebben.
Opschortende werking bezwaarschrift
2. Eiser voert aan dat hij op 18 april 2024 bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 18 maart 2024, waarin is vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. Eiser mag de behandeling van het bezwaar in Nederland afwachten. Er is dan ook geen grondslag om eiser in bewaring te stellen. Voor zover het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend, stelt eiser dat termijnen geen punt meer zijn van openbare orde en dat het mogelijk is dat eiser verschoonbaar te laat bezwaar heeft gemaakt.
3. Eiser wordt hierin niet gevolgd. Zoals verweerder terecht ter zitting heeft opgemerkt, heeft eiser niet tijdig bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 maart 2024. Tegen dat besluit kon namelijk binnen vier weken, dus uiterlijk 16 april 2024, bezwaar worden gemaakt. Ingevolge artikel 73, derde lid, van de Vw wordt de werking van het besluit niet opgeschort als het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Gelet hierop heeft eiser geen rechtmatig verblijf gedurende de behandeling van het bezwaar. De bewaring is dan ook terecht gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
Ambtshalve toets
4. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig
was.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.