Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eisende partij,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.
Inleiding
Overwegingen
Beslissing
€ 437,50.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de eisende partij, een persoon van Turkse nationaliteit, op 14 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 7 september 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 19 april 2024 de asielaanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft de eisende partij op 22 april 2024 verzocht om binnen twee weken te reageren op het inwilligende besluit, maar de eisende partij heeft hierop geen reactie gegeven.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is. Aangezien de staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen op de asielaanvraag, heeft de eisende partij geen belang meer bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroep niet mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit van de staatssecretaris.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de eisende partij recht heeft op een vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris heeft erkend dat hij niet tijdig op de asielaanvraag heeft beslist en dat de eisende partij een geldige ingebrekestelling heeft verstuurd. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.