ECLI:NL:RBDHA:2024:7052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.16936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met bescherming in Noorwegen niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die de Syrische nationaliteit heeft, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser al bescherming geniet in Noorwegen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting van 2 mei 2024, terwijl de staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat hij ten onrechte is veroordeeld in Noorwegen, waar hij een gevangenisstraf van vier jaar heeft gekregen voor verkrachting. Eiser heeft ook niet kunnen onderbouwen dat hij geen juridische hulp heeft gekregen in Noorwegen of dat hij niet kan terugkeren. De Noorse autoriteiten hebben bevestigd dat eiser weer tot Noorwegen zal worden toegelaten, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar oordeel.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16936

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.] ,
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

ProcesverloopBij besluit van 16 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 2 mei 2024 behandeld in Breda. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser kort weergegeven het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is in Noorwegen ten onrechte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Eiser is onschuldig maar desondanks in twee instanties veroordeeld voor verkrachting. Daarnaast vreest eiser voor de familie en vrienden van het meisje die aangifte tegen hem heeft gedaan. Hij wordt door hen met de dood bedreigd. Eiser vreest dat de autoriteiten
in Noorwegen hem niet kunnen beschermen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser kan terugkeren naar Noorwegen omdat hij daar een geldige vluchtelingenstatus heeft en de Noorse autoriteiten hebben meegedeeld dat het eiser is toegestaan om terug te keren naar Noorwegen [1] . Bovendien is er sprake van een sterkere band met Noorwegen ten opzichte van Nederland. Ten aanzien van de veroordeling van eiser in Noorwegen heeft verweerder overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat hij ten onrechte is veroordeeld noch dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat alle rechtsmiddelen in Noorwegen zijn uitgeput. Eiser heeft niet toegelicht wat hij allemaal heeft gedaan in zijn zoektocht naar juridische hulp met betrekking tot zijn rechtszaak in Noorwegen. Ook heeft eiser nog altijd niet aangetoond wie hij om hulp heeft gevraagd en tot welke instanties hij zich heeft gewend in Noorwegen.
4. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Voor zover eiser in de gronden van beroep heeft aangevoerd dat verweerder niet heeft onderzocht of eiser weer tot Noorwegen zal worden toegelaten, heeft verweerder met het schrijven van 29 april 2024 met bijlage aangetoond dat de Noorse autoriteiten op 22 april 2024 hebben bevestigd dat zij de terugkeer van eiser naar Noorwegen accepteren. Daarmee staat vast dat eiser weer tot Noorwegen zal worden toegelaten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de veroordeling van eiser in Noorwegen niet maakt dat hij om die reden niet kan terugkeren naar Noorwegen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij ten onrechte is veroordeeld, noch dat alle rechtsmiddelen hiertegen zijn uitgeput. Bovendien heeft eiser niet aangetoond dat hij de hulp van instanties in Noorwegen heeft ingeroepen noch dat hij geen hulp van de Noorse autoriteiten kan krijgen.
Dit argument geldt evenzeer met betrekking tot de dreigementen van de zijde van zijn ex-vriendin en haar familie en vrienden. Door eiser is geen concrete toelichting en onderbouwing gegeven over waarom de Noorse autoriteiten eiser niet zouden willen helpen. Uit de aan eiser toegekende beschermingsstatus blijkt de intentie van de autoriteiten
in Noorwegen om eiser te beschermen. Eiser kan dus de bescherming inroepen van de
(hogere) autoriteiten, of daarvoor aangewezen instanties, als hij problemen heeft.
7. De conclusie is dat het beroep ongegrond moeten worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 29 april 2024 met bijlage