ECLI:NL:RBDHA:2024:7068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
NL23.22887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.A. Bouter - Rijksen
  • T.M.M. Plukaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij partner na langdurig illegaal verblijf in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij een partner. Eiseres, een Turkse nationaliteit, heeft in 1997 Nederland binnengekomen op een visum voor drie maanden en verblijft sindsdien illegaal in Nederland. De aanvraag voor een verblijfsvergunning werd afgewezen omdat eiseres niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet aan de voorwaarden voor een mvv voldoet en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar, maar de rechtbank oordeelt dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat het horen niet noodzakelijk was. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22887

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Procesverloop

Met het besluit van 16 september 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1]’ afgewezen.
Met het besluit van 12 juli 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook [naam 1] (referent) is verschenen. Als tolk is verschenen [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum]. Zij verklaart ter zitting in 1997 Nederland te zijn binnengekomen op een visum voor drie maanden en sindsdien in Nederland te hebben verbleven. Op 9 juni 2021 heeft referent namens eiseres een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1]’.
Bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres kan geen rechten ontlenen aan Besluit 1/80 van de Associatieraad EU-Turkije (het Besluit 1/80), waardoor zij gelet op artikel 16, lid 1, onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in het bezit dient te zijn van een geldige mvv. Niet in geschil is dat eiseres sinds 2005 illegaal in Nederland verblijft. Een mvv kan niet worden verleend om de illegale binnenkomst en het illegale verblijf in Nederland achteraf te legaliseren. Eiseres valt niet onder de bepaling zoals verwoord in B1/3.3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Dat eiseres haar mvv- aanvraag niet in Turkije wil afwachten en graag in Nederland wil blijven, maakt voor verweerder niet dat hieraan gehoor moet worden gegeven. Ten overvloede overweegt verweerder dat eiseres ook niet aan het inburgeringsvereiste voldoet en dat ook de relatie met referent niet als duurzaam en exclusief wordt aangemerkt. Verweerder merkt daarbij op dat, als dit anders zou geweest, dit niet tot een andere conclusie zou hebben geleid omdat eiseres niet in het bezit is van een geldige mvv. Ook is er in het geval van eiseres geen aanleiding om wegens bijzondere omstandigheden af te wijken van de beleidsregels en de aanvraag toch in te willigen (vlg. artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd en dergelijke omstandigheden zijn ook niet bekend. Omdat uit de beoordeling direct blijkt dat het bezwaar ongegrond is en er over deze conclusie geen twijfel bestaat, betekent dit dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Daarom is eiseres niet gehoord (vlg. artikel 7:2 en 7:3 van de Awb).
Beoordeling van de beroepsgronden
3. Eiseres heeft in beroep gesteld dat zij ten onrechte niet gehoord is in bezwaar, gelet op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1918).
3.1
De rechtbank stelt voorop dat eiseres in haar (aanvullend) beroepschrift geen andere beroepsgronden heeft aangevoerd. Tegen het ontbreken van een geldige mvv, dan wel het niet vrijstellen van het vereiste van een (geldige) mvv op andere gronden dan het Associatierecht EEG-Turkije [1] , is geen beroepsgrond gericht. Voor zover eiseres ter zitting in haar ‘laatste woord’ nog een nieuwe grond heeft willen aanvoeren over het (ten onrechte) niet door verweerder duurzaam en exclusief achten van de gestelde relatie van eiseres en referent, is de rechtbank van oordeel dat dit tardief is. Dit punt wordt dan ook niet beoordeeld in deze uitspraak, nog daargelaten dat de overweging in het bestreden besluit over de gestelde relatie een overweging ten overvloede betreft. De beoordeling door de rechtbank beperkt zich dus tot de vraag of verweerder heeft mogen afzien van het horen van eiseres (en referent) in bezwaar.
3.2
Verder constateert de rechtbank dat eiseres pas ter zitting deze beroepsgrond heeft voorzien van een inhoudelijke motivering. Ter zitting voert eiseres aan dat de beroepsgrond over het niet horen erop ziet dat zij tijdens het horen had kunnen worden voorgelicht over de mogelijkheid om Nederland te verlaten en naar Turkije te gaan om een mvv aan te vragen. Dan zou de afwijzingsgrond, die ziet op het ontbreken van een geldige mvv, zijn weggevallen. Verder voert zij aan dat verweerder kennelijk haar verblijf in Nederland een probleem vindt en dat volgens de genoemde uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 horen ook aangewezen kan zijn om te zoeken naar een oplossing voor gerezen problemen. Ook wijst zij erop dat verweerder de mogelijkheid heeft af te wijken van het beleid.
4. Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Awb wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, voordat het bestuursorgaan op het bezwaar beslist.
Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is.
4.1
In de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1918) is toegelicht dat
“(…) Deze werkwijze neemt namelijk terecht als uitgangspunt dat een vreemdeling in bezwaar moet worden gehoord, en dat dit uitgangspunt te meer geldt in zaken waarin er beslissingsruimte is en de beslissing sterk afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, en waarbij een individuele belangenafweging moet worden gemaakt. Daaronder vallen onder meer zaken waarin artikel 8 van het EVRM een rol speelt en zaken waarin het verblijf van een vreemdeling wordt beëindigd, zoals bij het intrekken van een verleende vergunning en bij het afwijzen van een aanvraag om een vergunning te verlengen. (…)
5.1.
De handvatten die de WI biedt om te beoordelen of een bezwaar kennelijk ongegrond is, zijn eveneens in algemene zin in overeenstemming met het wettelijk kader. De WI noemt daarbij terecht enkele gevallen waarin evident is dat het in bezwaar aangevoerde het primaire besluit redelijkerwijs niet anders kan maken (zie hierboven onder 4.3). (…)
5.2.
Er zijn echter ook gevallen waarin het minder vanzelfsprekend is dat van een hoorzitting in bezwaar kan worden afgezien. Dit geldt onder andere voor de overige onder 4.3 genoemde situaties, waarin volgens de WI een bezwaar kennelijk ongegrond kan zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de situatie waarin een vreemdeling in de bezwaarfase nog niet alle relevante informatie en bewijsstukken heeft overgelegd die van hem worden verlangd, of de situatie waarin er - om welke reden dan ook - nog onduidelijkheden over het te beoordelen feitencomplex bestaan. Het uitgangspunt dat een vreemdeling gehoord wordt komt in deze situaties bijzonder belang toe, omdat er immers veel omstandigheden denkbaar zijn die meebrengen dat een vreemdeling niet alle verzochte informatie kan overleggen. Een gehoor kan juist dan uitkomst bieden om ontbrekende informatie boven tafel te krijgen, of eventueel te zoeken naar oplossingen voor gerezen problemen (zie de onder 4.1 genoemde doelstellingen en functies van de hoorplicht).(…)
4.2
De rechtbank volgt eiseres niet in haar beroepsgrond dat verweerder haar (en referent) ten onrechte niet gehoord heeft. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.3
De aanvraag is in het primaire besluit, onder verwijzing naar paragraaf B1/3.3.1 van de Vc, afgewezen vanwege het ontbreken van een geldige mvv terwijl eiseres zonder rechtmatig verblijf in Nederland verblijft. Verweerder heeft daarbij bezien of er gronden zijn eiseres vrij te stellen van het mvv-vereiste vanwege het Associatierecht EEG-Turkije. Het overige wat door verweerder is tegengeworpen in het primaire besluit (en overigens ook in het bestreden besluit) is ten overvloede. In het bezwaarschrift is over de primaire afwijzingsgrond enkel aangevoerd dat referent wel heeft gewerkt in Nederland en heeft geparticipeerd in de Nederlandse samenleving en dat hij het er niet mee eens is dat eiseres de mvv moet afwachten in het buitenland. Er is anderszins geen beroep gedaan op vrijstelling van het mvv-vereiste. Evenmin zijn er aanknopingspunten aangevoerd die kunnen leiden tot de conclusie dat een (geslaagd) beroep wordt gedaan op de hardheidsclausule of op artikel 4:84 van de Awb. Gelet hierop kon wat in bezwaar is aangevoerd het primaire besluit redelijkerwijs niet anders maken. Niet valt in te zien hoe het horen van eiseres (en referent) hier verandering in had kunnen brengen. Verweerder heeft het bezwaar dan ook kennelijk ongegrond mogen achten.
4.4
Wat eiseres in beroep aanvoert leidt niet tot een ander oordeel. Wat betreft het betoog van eiseres dat verweerder haar op een hoorzitting had kunnen voorlichten over de mogelijkheid om naar Turkije te vertrekken om daar een mvv aan te vragen, overweegt de rechtbank dat een hoorzitting niet is bedoeld voor het verstrekken van (juridisch) advies over hoe eiseres haar verblijf zou kunnen legaliseren. Verder zijn de situaties waarin wel moet worden gehoord, zoals geschetst door de Afdeling in de door eiseres aangehaalde rechtsoverweging 5.2 van de uitspraak van 6 juli 2022, niet vergelijkbaar met de situatie van eiseres. Dat de Afdeling met ‘gerezen problemen’ zou doelen op de situatie dat eiseres zonder verblijfsrecht in Nederland verblijft, volgt de rechtbank niet. Dat eiseres niet rechtmatig in Nederland verblijft is niet te beschouwen als een ‘kennelijk door verweerder ervaren probleem’, maar is in strijd met de wet en verweerder is niet gehouden daarvoor een oplossing te zoeken. Het voldoen aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf (in dit geval de voorwaarden voor de afgifte van een mvv) betreft de verantwoordelijkheid van eiseres (en referent), en niet die van verweerder. Dat verweerder de mogelijkheid heeft om van het beleid af te wijken, maakt ook niet dat verweerder wel had moeten horen, nu eiseres (zoals verweerder in het bestreden besluit niet ten onrechte overweegt) daartoe geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd en dergelijke omstandigheden ook niet zijn gebleken.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter - Rijksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Besluit 1/80 van de Associatieraad EU-Turkije en artikel 41, lid 1, van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst EU-Turkije.