ECLI:NL:RBDHA:2024:7074

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
NL23.34195
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.A. Bouter - Rijksen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inreisverbod na overschrijding van de vrije termijn voor verblijf in de EU

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een inreisverbod dat aan eiseres is opgelegd. Eiseres, van Albanese nationaliteit, had een terugkeerbesluit ontvangen op 8 juli 2023, omdat zij de vrije termijn van 90 dagen voor verblijf in de Europese Unie met 235 dagen had overschreden. Het bestreden besluit, dat op 28 september 2023 werd genomen, legde haar een inreisverbod van twee jaar op. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet ter zitting verschenen; haar gemachtigde was aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf in Spanje heeft kunnen aantonen, ondanks haar beweringen dat zij daar legaal geregistreerd is. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom het inreisverbod is opgelegd en dat er geen redenen zijn om van dit besluit af te zien of de duur ervan te verkorten. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een uitzondering op het inreisverbod rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het belang van de Nederlandse staat bij handhaving van migratieregels zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van eiseres.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt het inreisverbod. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34195

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Wiersma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2023 heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Bij besluit van 28 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Eiseres is niet ter zitting verschenen, zij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres stelt van Albanese nationaliteit te zijn en op [geboortedatum] te zijn geboren.
Het bestreden besluit
2. Op 8 juli 2023 is aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd, omdat tijdens een uitreiscontrole bleek dat eiseres de vrije termijn van 90 dagen waarbinnen zij in de Europese Unie (EU) mocht verblijven, met 235 dagen had overschreden. Op diezelfde datum heeft verweerder het voornemen geuit om aan eiseres een inreisverbod op te leggen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Standpunten van partijen
3. Verweerder stelt in het bestreden besluit dat voor zover eiseres stelt legaal verblijfsrecht in Spanje te hebben, er navraag is gedaan in Spanje middels de Spaanse liaison officer. Geen van de mogelijke gronden om haar verblijf te legaliseren zijn op eiseres van toepassing. Weliswaar zijn de kinderen van eiseres ingeschreven op een school in Spanje en zijn eiseres en haar partner en kinderen ingeschreven bij een Spaanse gemeente, maar uit onderzoek is gebleken dat eiseres en haar gezin in Spanje geen rechtmatig verblijf hebben. Hierdoor kan niet gesteld worden dat er in Spanje sprake is van een rechtmatige status van het familieleven van eiseres. Wat eiseres heeft aangevoerd is tevens onvoldoende om wegens humanitaire redenen of andere redenen af te zien van een inreisverbod, zoals genoemd in artikel 6.5 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Eiseres heeft geen enkele reden aangevoerd voor haar illegale verblijf in Nederland, waardoor een overschrijding van de vrije termijn met 235 dagen is ontstaan. Eiseres voert ook geen omstandigheden aan die aangemerkt kunnen worden als humanitaire omstandigheden. Het inreisverbod wordt voor de duur van twee jaar (artikel 6.5a, eerste lid, van het Vb) opgelegd. Er is geen reden om die duur te verkorten omdat eiseres geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd in de zin van paragraaf A4/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Ook is het besluit niet in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) omdat niet is gebleken van enig familieleven in Nederland of de EU.
4. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte niet heeft afgezien van het opleggen van een inreisverbod met toepassing van het bepaalde in artikel 66a, lid 8, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en het besluit onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd. Allereerst verwijst eiseres naar wat in de zienswijze naar voren is gebracht. Eiseres heeft weliswaar geen rechtmatig verblijf in Spanje op grond van een verblijfsvergunning, maar is wel legaal geregistreerd als inwoner van Valencia en heeft een sociaal nummer gekregen van de Spaanse autoriteiten. Volgens de gewaarmerkte verklaring van de Spaanse advocaat van eiseres verblijft zij volkomen legaal in Spanje. Deze inschrijving kan de basis vormen voor de aanvraag van een verblijfsvergunning na het verstrijken van een periode van drie jaar, waarbij de inschrijving fungeert als bewijs van verblijf in Spanje. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat daarom sprake is van een vorm van procedureel rechtmatig verblijf. Ook als eiseres legaal in Spanje verblijft anders dan op basis van een verblijfsvergunning, dient dit een rol te spelen in de door verweerder te maken afweging. Verweerder heeft ten onrechte niet kenbaar meegewogen dat de echtgenoot en kinderen van eiseres legaal in Valencia zijn geregistreerd en dat de kinderen daar naar school gaan. Voor wat betreft de duur van het inreisverbod neemt verweerder ten onrechte het standpunt in dat niet is gebleken van enig familieleven in de EU. Dat is nu juist wel gebleken, eiseres heeft van dit familieleven (met haar gezin in Valencia) de nodige bewijsstukken overgelegd. Verweerder heeft dit niet onderkend.
De beoordeling
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen enkel in geschil is of verweerder aan eiseres een inreisverbod heeft kunnen opleggen. Eiseres heeft geen beroep ingesteld tegen het opgelegde terugkeerbesluit.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is niet van redenen gebleken op grond waarvan verweerder had hoeven afzien van het opleggen van een inreisverbod, dan wel de duur daarvan had moeten verkorten. De rechtbank licht dit als volgt toe.
6.1
Voor zover eiseres verwijst naar wat is aangevoerd in de zienswijze, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is ingegaan op wat eiseres in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Voor zover eiseres in beroep niet geconcretiseerd heeft op welk(e) punt(en) de motivering van de bestreden besluiten ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze (dan wel andere processtukken) in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer in de uitspraak van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169).
6.2
De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiseres ten tijde van het opleggen van het inreisverbod in de Europese Unie (EU) verbleef, namelijk in Spanje. Uit de informatie van de Spaanse liaison officer blijkt dat eiseres op diverse gronden haar verblijf had kunnen legaliseren in Spanje. Verweerder overweegt terecht dat niet blijkt dat eiseres (dan wel haar gezin) aan één van die gronden voldoet. De rechtbank volgt verweerder in zijn conclusie dat eiseres geen enkel document van de Spaanse autoriteiten heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij eiseres toestemming hebben verleend voor verblijf in Spanje. Bovendien heeft eiseres zelf verklaard dat zij geen aanvraag heeft ingediend om rechtmatig verblijf te verkrijgen. Zoals verweerder ook aanvoert levert een inschrijving bij de gemeente, een zorgverzekering en het inschrijven van de kinderen op een school geen rechtmatig verblijf (in een lidstaat) op. Niet ten onrechte heeft verweerder overwogen dat dit ook niet blijkt uit de brief van de Spaanse advocaat van eiseres. Ook de eventuele (toekomstige) mogelijkheden voor verblijf in Spanje van eiseres leveren ten tijde van het opleggen van het inreisverbod geen rechtmatig verblijf op in Spanje. De rechtbank is verder van oordeel dat het belang van eiseres, te weten de omstandigheid dat gedurende twee jaren familiebezoek niet mogelijk zal zijn, minder zwaar weegt ten opzichte van het belang van de Nederlandse staat. Hierbij bestaat het belang van de Nederlandse staat uit het (kunnen) stellen en handhaven van regels op het gebied van migratie en toegang tot Nederland (en tot de EU). Eiseres heeft geen rechtmatig verblijf in de EU en aan haar gestelde belang om de EU onbelemmerd uit en in te kunnen reizen kan dan ook geen bepalend gewicht toekomen. Verweerder heeft op grond van het verblijf van eiseres en haar gezin in Spanje dan ook niet hoeven afzien van het opleggen van het inreisverbod.
6.3
Dat door het (EU-breed werkende) inreisverbod de mogelijkheden van eiseres om in de toekomst een verblijfsrecht te verkrijgen in Spanje, bemoeilijkt kunnen worden, leidt niet tot een ander oordeel. Het is aan de Spaanse autoriteiten om in de toekomst een verblijfsaanvraag van eiseres te beoordelen. Indien de Spaanse autoriteiten een verblijfsaanvraag van eiseres willen inwilligen, dan is het aan hen om met de Nederlandse autoriteiten in overleg te treden over het inreisverbod. En eiseres kan dan om opheffing van het inreisverbod verzoeken. De enkele, niet onderbouwde, stelling van eiseres dat Spanje daar in de praktijk vaak niet aan meewerkt en dat daarover een klacht (van anderen) zou lopen tegen de Spaanse autoriteiten, heeft verweerder mogen beschouwen als onvoldoende om af te zien van het opleggen van een inreisverbod.
6.4
Aangezien eiseres de vrije termijn met 235 dagen heeft overschreden, kan tegen haar een inreisverbod voor de duur van twee jaar worden uitgevaardigd. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat niet is gebleken van een reden om de duur van het inreisverbod te verkorten. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet heeft aangetoond (dan wel onderbouwd) dat er sprake zou zijn van beschermingswaardig familieleven binnen de EU in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiseres en haar gezin kunnen samen terugkeren naar Albanië, waardoor er geen sprake is van schending van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft verder kunnen overwegen dat er (ook overigens) geen (bijzondere) omstandigheden in de zin van paragraaf A4/2.3 van de Vc dan wel artikel 8 van het EVRM zijn gebleken waar hij rekening mee had moeten houden.
7. Voor zover eiseres ter zitting nog aanvullend heeft aangevoerd dat het inreisverbod ook een SIS-signalering met zich brengt en zij er belang bij heeft dat zij niet in het SIS gesignaleerd staat, overweegt de rechtbank dat zodra het inreisverbod verlopen is, of voortijdig opgeheven, de lidstaat in kwestie de SIS-signalering ook zal moeten verwijderen. Voor zover er in geval van een gehandhaafd inreisverbod – zoals hier aan de orde is – al ruimte zou bestaan om een op dat inreisverbod gebaseerde SIS-signalering te verwijderen, overweegt de rechtbank als volgt. Het is aan de vreemdeling om concrete feiten en omstandigheden te stellen, en die ook te onderbouwen, die aanleiding geven voor het oordeel dat zijn/haar persoonlijke belangen bij verwijdering van de
SIS-signalering zwaarder wegen dan de belangen van verweerder bij handhaving van de SIS-signalering. Dergelijke omstandigheden zijn de rechtbank niet gebleken, zodat er geen grond is te oordelen dat de SIS-signalering, los van het gehandhaafde inreisverbod, verwijderd had moeten worden door verweerder. Alleen al daarom kan deze pas ter zitting aangevoerde beroepsgrond niet slagen.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep slaagt niet.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter - Rijksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.