In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een inreisverbod dat aan eiseres is opgelegd. Eiseres, van Albanese nationaliteit, had een terugkeerbesluit ontvangen op 8 juli 2023, omdat zij de vrije termijn van 90 dagen voor verblijf in de Europese Unie met 235 dagen had overschreden. Het bestreden besluit, dat op 28 september 2023 werd genomen, legde haar een inreisverbod van twee jaar op. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet ter zitting verschenen; haar gemachtigde was aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf in Spanje heeft kunnen aantonen, ondanks haar beweringen dat zij daar legaal geregistreerd is. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom het inreisverbod is opgelegd en dat er geen redenen zijn om van dit besluit af te zien of de duur ervan te verkorten. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een uitzondering op het inreisverbod rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het belang van de Nederlandse staat bij handhaving van migratieregels zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van eiseres.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt het inreisverbod. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.