ECLI:NL:RBDHA:2024:7147
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublinprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling heeft genomen. De staatssecretaris stelde dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, wat leidde tot beroep door de eiser. De zitting vond plaats op 3 mei 2024 in Breda, waar de eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. H.J. Metselaar, en de staatssecretaris door mr. C.G. Matze.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser geen Bulgaarse statushouder is, maar een Dublinclaimant. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel als uitgangspunt genomen, wat inhoudt dat Nederland mag vertrouwen op de naleving van verdragsverplichtingen door Bulgarije. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigde dat Bulgarije zijn verplichtingen nakomt. De eiser heeft geen wezenlijke veranderingen in de situatie in Bulgarije kunnen aantonen die een afwijking van dit beginsel rechtvaardigen.
De rechtbank heeft ook overwogen of er bijzondere individuele omstandigheden waren die een overdracht van onevenredige hardheid zouden rechtvaardigen, maar heeft geen aanknopingspunten gevonden. De stelling van de eiser dat hij problemen heeft ondervonden bij zijn inreis in Bulgarije werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.