ECLI:NL:RBDHA:2024:7159

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
NL23.33499
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, heeft beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag. De eiser heeft op 23 oktober 2023 beroep aangetekend, maar op 17 november 2023 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen. Na deze beslissing heeft de eiser het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten, aangezien de verweerder niet heeft gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder aan de eiser tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen. Gezien het feit dat de verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, heeft de rechtbank de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank oordeelt dat het beroep van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de overschrijding van de beslistermijn.

De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier D.D. Bijlhout, en is openbaar gemaakt op 21 februari 2024. De eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan indien hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33499
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R. Hijma),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.2
3. Verzoeker is op 23 oktober 2023 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag. Op 17 november 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50. (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.