ECLI:NL:RBDHA:2024:7167
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling heeft genomen. De reden hiervoor was dat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Bulgarije. De eiser heeft echter aangevoerd dat hij onterecht in vreemdelingendetentie is gehouden en dat de omstandigheden in de detentie en asielopvang in Bulgarije onacceptabel zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser zijn claims over de onrechtmatigheid van de detentie niet heeft onderbouwd en dat de vrees voor toekomstige detentie na overdracht niet voldoende is aangetoond.
De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er structurele problemen zijn in de opvangvoorzieningen in Bulgarije die een overdracht op basis van de Dublinverordening zouden belemmeren. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.