ECLI:NL:RBDHA:2024:7228
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan haar referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 8 mei 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. Eiseres had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag door de referent op 17 maart 2023 is ingediend en dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste datum voor een besluit 15 september 2023 was. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiseres verweerder op 17 november 2023 in gebreke gesteld en op 15 december 2023 beroep ingesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen en bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Tevens stelt de rechtbank vast dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.