ECLI:NL:RBDHA:2024:7232
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan zijn referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 8 mei 2024 uitspraak gedaan. Eiser heeft op 23 februari 2023 een aanvraag ingediend, waarover verweerder binnen 90 dagen had moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met drie maanden, maar heeft uiteindelijk geen besluit genomen. Eiser heeft verweerder op 1 september 2023 in gebreke gesteld en het beroep is op 11 januari 2024 ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen en bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.