ECLI:NL:RBDHA:2024:7258
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan haar referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 9 mei 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft op 21 april 2023 een aanvraag ingediend, waarover verweerder binnen 90 dagen had moeten beslissen. De beslistermijn is door verweerder verlengd, maar is inmiddels verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 23 oktober 2023 in gebreke gesteld en op 11 december 2023 het beroep ingesteld, dat tijdig is ingediend.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 en moet het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.