ECLI:NL:RBDHA:2024:7263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
C/09/610465 / HA ZA 21-359
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in een civiele zaak over gebreken in aanneming van kozijnen en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft de rechtbank op 1 mei 2024 een eindvonnis gewezen in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over gebreken in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de plaatsing van kozijnen in een bestaande woning. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Beerts, vorderde schadevergoeding van de gedaagde, die werd bijgestaan door advocaat mr. C.J.H. Anker, vanwege gebreken die waren geconstateerd na de werkzaamheden van de gedaagde. De rechtbank heeft een deskundigenrapport in overweging genomen, waarin werd vastgesteld dat de door de gedaagde geplaatste lateien niet voldeden aan de geldende normen en dat de kozijnen niet op de juiste hoogte waren geplaatst. De deskundige schatte de kosten voor herstel van de gebreken op € 12.300 exclusief btw.

De rechtbank heeft de bevindingen van de deskundige overgenomen en geoordeeld dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 14.883,00, alsook tot vergoeding van de kosten voor het inschakelen van deskundigen en gevolgschade. Daarnaast zijn de gedaagde ook de buitengerechtelijke kosten en proceskosten opgelegd. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagde in reconventie afgewezen, waarbij werd geoordeeld dat de door de eiser gelegde beslagen niet onrechtmatig waren. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/610465 / HA ZA 21-359
Vonnis van 1 mei 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser], te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen:
[eiser],
advocaat: mr. A. Beerts,
tegen
[gedaagde], te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen:
[gedaagde],
advocaat: mr. C.J.H. Anker.

1.De verdere procedure

1.1.
Na het tussenvonnis van 30 augustus 2023 zijn de volgende stukken ingediend:
- het deskundigenrapport van 8 januari 2024,
- de akte na deskundigenbericht van [eiser] van 21 februari 2024,
- de akte na deskundigenbericht van [gedaagde] van 3 april 2024.
1.2.
Ten slotte is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

2.Inhoud deskundigenbericht

2.1.
In het tussenvonnis van 30 augustus 2023 heeft de rechtbank de deskundige de volgende vragen voorgelegd:
Voldoen de door [gedaagde] geplaatste lateien volgens u aan de daarvoor geldende normen? Kunt u uitleggen welke normen u hanteert en waarom daaraan wel of niet is voldaan?
Zijn de lateien op de juiste hoogte geplaatst, met het oog op het aanbrengen van vensterbanken, een koudebrugonderbreking en/of en tocht- en vochtwering? Kunt u toelichten waarom wel/niet?
Zijn de kozijnen op de juiste hoogte geplaatst, met het oog op het aanbrengen van vensterbanken, een koudebrugonderbreking en/of tocht- en vochtwering? Kunt u toelichten waarom wel/niet?
Hadden de kozijnen in de bad-, werk- en voorkamer met stalen liggers moeten worden aangebracht? Kunt u toelichten waarom wel/niet?
Is de koppeling tussen het raam- en het deurkozijn correct uitgevoerd? Waarom wel/niet?
Is de bovendorpel in de woonkamer correct uitgevoerd? Waarom wel/niet?
Kunt u een inschatting geven van de kosten voor herstel van de in dit vonnis onder 5.14, 5.19 en 5.20 bedoelde gebreken, en van de kosten voor herstel van de door u geconstateerde gebreken in het werk?
Wanneer alle gebreken in het werk van [gedaagde] zijn verholpen, zijn de puien volgens u dan vocht- en tochtdicht, of ziet u andere factoren aan/rond de woning die bijdragen aan de vocht- en tochtproblemen van [eiser] ?
2.2.
De deskundige heeft deze vragen – samengevat – als volgt beantwoord:
1. Ja, de door [gedaagde] geplaatste lateien voldoen aan de daarvoor geldende normen.
2. De hoogte van de lateien is niet doorslaggevend voor de koudebrugonderbreking. De detaillering en maatvoering hadden afgestemd moeten worden op deugdelijke aansluitingen en toepassing van de vensterbanken.
3. De kozijnaansluitingen op het metselwerk zijn uitgevoerd zonder stelkozijnen of stellatten: de kozijnprofielen zijn ‘koud’ tegen en op het metselwerk geplaatst. Hierdoor is de nodige dubbele afdichting niet gerealiseerd. [gedaagde] heeft de kozijnen afgedicht met kit en pur-schuim en plaatselijk met cementmortel; deze manier van afdichten voldoet niet aan de eisen voor goed en deugdelijk werk. De kozijnen zijn niet op de juiste hoogte geplaatst, hebben niet de juiste maatvoering en aan de onderkant is onvoldoende ruimte gelaten voor het plaatsen van vensterbanken/raamdorpels/waterslagen.
4. Bij muuropeningen tot 1 meter breed hoeft geen stalen ligger te worden gebruikt. Voor het badkamerkozijn, dat minder dan 1 meter breed is, was geen stalen ligger nodig. Bij muuropeningen van meer dan 1 meter breed is een latei nodig. Voor de muuropeningen in de werk- en woonkamer, die 110 c.q. 122 cm breed zijn, volstaat een stalton- of prefab betonlatei en is dus ook geen stalen latei nodig.
5. De koppeling tussen het raam- en deurkozijn is niet deugdelijk uitgevoerd: er is sprake van een doorgaande naad en enige scheefstand. Er had een afdichtend aanslagprofiel moeten worden toegepast; het afkitten van de naad is niet voldoende.
6. De bovendorpel in de woonkamer is niet correct uitgevoerd. Het metselwerk op de bovendorpel en de gemetselde rollaag aan de buitenzijde is slordig uitgevoerd. Ook hier is geen deugdelijke dubbele aanslag/afsluiting voor afdichting tegen water en tocht.
7. De kosten voor het herstel van de in het tussenvonnis van 8 maart 2023 onder 5.14, 5.19 en 5.20 bedoelde gebreken en de door de deskundige geconstateerde gebreken schatte de deskundige op € 12.300 exclusief btw, dus op € 14.883 inclusief btw.
8. Wanneer alle gebreken in het werk van [gedaagde] zijn verholpen, zullen de puien vocht- en tochtdicht zijn. De deskundige heeft geen andere factoren aan of rond de woning gezien die bijdragen aan de vocht- en tochtproblemen van [eiser] .

3.De verdere beoordeling

In conventie
Rechtbank neemt conclusies deskundige t.a.v. gebreken over
3.1.
[eiser] kan zich vinden in de bevindingen van de deskundige en vraagt de rechtbank om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van het door de deskundige begrote bedrag.
3.2.
[gedaagde] is het niet eens met de bevindingen van de deskundige. Zij vindt dat niet vaststaat dat de werkzaamheden die de schade hebben veroorzaakt door haar zijn uitgevoerd. [gedaagde] benadrukt dat zij niet is opgetreden als hoofdaannemer en dat [eiser] verschillende aanbiedingen om de gebreken te verhelpen heeft afgeslagen, en dat [eiser] haar ook de toegang tot de woning heeft ontzegd en een concreet herstelplan heeft geëist. Het plaatsen van stelkozijnen was niet overeengekomen, omdat “kozijnen” zijn overeengekomen en geen “stelkozijnen”; ten aanzien van het plaatsen van kozijnen ontbreekt verzuim. [gedaagde] verwijst verder naar alinea’s 46 en 47 van haar conclusie van antwoord. Ook meent [gedaagde] dat de door de deskundige begrote schade op het hele werk ziet, terwijl een deel van de gebreken al is verholpen; [gedaagde] meent daarom dat het begrote bedrag moet worden verminderd of gematigd.
3.3.
De rechtbank gaat aan de bezwaren van [gedaagde] voorbij, en wel op de volgende gronden.
3.3.1.
[gedaagde] bezwaren zijn voor een deel gebaseerd op verweren die de rechtbank in het tussenvonnis van 8 maart 2023 al heeft verworpen. De rechtbank was en is van oordeel dat [eiser] de afspraak dat hij ‘de afwerking’ zelf zou doen, niet zo had hoeven begrijpen dat deze inhield dat [gedaagde] het werk niet vocht- en tochtdicht zou opleveren, en dat hij zelf bouwkundige elementen als vensterbanken en stelkozijnen zou moeten plaatsen (zie rechtsoverweging 5.19 van het tussenvonnis van 8 maart 2023 over de verantwoordelijkheid voor ‘afwerking’).
3.3.2.
Uit de reactie van de deskundige op de bezwaren van [gedaagde] op bladzijde 10 van het deskundigenrapport blijkt dat de deskundige er oog voor heeft gehad dat sommige kozijnen na de plaatsing door [gedaagde] ook door anderen zijn bewerkt. De deskundige gaat ervan uit dat de [gedaagde] de werkzaamheden rond die kozijnen op dezelfde manier had uitgevoerd als de overige kozijnen. Dit is een redelijke aanname, die de rechtbank overneemt: zonder concrete aanleiding valt immers niet in te zien waarom [gedaagde] per kozijn een andere methode zou hanteren. [gedaagde] heeft niet met zoveel woorden gesteld
datzij per kozijn een andere methode heeft gehanteerd, laat staan dat zij heeft onderbouwd
waaromzij dat zou hebben gedaan.
3.3.3.
Verder komen de bevindingen van de deskundige overeen met de eerdere bevindingen van Top Expertise en KakesWaal. Ook daarom zijn de blote betwistingen door [gedaagde] onvoldoende om de bevindingen van de deskundige te ontkrachten.
3.3.4.
De rechtbank heeft de deskundige verzocht de kosten voor herstel in te schatten. Gelet op de bewoordingen van de begroting op bladzijde 8 van zijn rapport, is zijn inschatting gebaseerd op een aantal concrete nog uit te voeren werkzaamheden. Om te beginnen heeft [gedaagde] niet aangegeven welke van de door de deskundige begrote werkzaamheden volgens haar niet meer nodig zijn. Daarbij komt dat [eiser] toewijzing vraagt van de herstelkosten zoals begroot door de deskundige, en niet (ook) de kosten die hij voor het al uitgevoerde herstel heeft gemaakt. De schade wordt dus niet dubbel gevorderd.
3.4.
De rechtbank neemt de bevindingen deskundige dus over, omdat deze bevindingen haar helder, goed onderbouwd en logisch voorkomen.
Verklaring voor recht
3.5.
Gelet op rechtsoverwegingen 5.14 en 5.19 van het tussenvonnis van 8 maart 2023 en gezien de bevindingen van de deskundige zal de rechtbank de verklaring voor recht als gevorderd toewijzen.
Dubbele woonlasten en rente lening
3.6.
[eiser] heeft met foto’s onderbouwd gesteld dat de woning na het uitvoeren van de werkzaamheden door [gedaagde] onbewoonbaar was. Hij heeft daarom voor zijn gezin tijdelijk een andere woning gehuurd, denkend dat de problemen snel opgelost zouden kunnen worden. Nu de vocht- en tochtproblemen uitsluitend te wijten zijn aan de werkzaamheden van [gedaagde] , vindt [eiser] dat zij de kosten moet vergoeden voor de huur van de tijdelijke woning (23 maanden à € 2.050, in totaal € 47.150) en ook de kosten voor het aangaan van de lening die hij moest aangaan om de woning provisorisch klaar te maken voor bewoning (nl. de betaalde rente daarover à € 3.248,33).
3.7.
[gedaagde] meent dat nergens uit blijkt dat de woning onbewoonbaar was, en vindt dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht.
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de door [eiser] opgevoerde kosten aannemelijk zijn, in redelijkheid zijn gemaakt, én te wijten zijn aan de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden door [gedaagde] . De rechtbank schat de omvang van de in redelijkheid gemaakte kosten op € 12.500. Deze oordelen berusten op de volgende overwegingen.
3.8.1.
De deskundige heeft vastgesteld dat alle vocht- en tochtproblemen te wijten waren aan de onder verantwoordelijkheid van [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden.
3.8.2.
Gelet op de overgelegde foto’s en de bevindingen van de deskundigen, die alle constateren dat de woning na de werkzaamheden niet vocht- en tochtdicht was, acht de rechtbank het begrijpelijk dat [eiser] zijn gezin tijdelijk elders heeft ondergebracht toen de woning in het natte najaar en de winter van 2020/2021 begon te lekken en te tochten.
3.8.3.
Bij het maken van kosten had [eiser] wel een schadebeperkingsplicht. Ook moest hij de redelijkheid van de verhouding tussen de gemaakte kosten, de oorspronkelijke aanneemsom en de door [gedaagde] veroorzaakte schade in het oog houden. Gelet op de aanneemsom [1] en de omvang van de uiteindelijk aan [gedaagde] toe te rekenen schade, was het niet proportioneel om bijna twee jaar lang een vervangende woning te huren, voor een bedrag van in totaal bijna € 50.000.
3.8.4.
Daarbij weegt de rechtbank mee dat [eiser] [gedaagde] ook verwijten heeft gemaakt die onjuist zijn gebleken; daarbij denkt de rechtbank voornamelijk aan de verwijten dat zij stalen balken had moeten plaatsen en dat zij in de kozijnen een kerntrekbeveiliging had moeten aanbrengen. Dit heeft meegespeeld in de onderhandelingen tussen partijen.
3.8.5.
De rechtbank weegt ook mee dat [eiser] de provisorische werkzaamheden om de woning bewoonbaar te maken uiteindelijk zelf heeft verricht. Nu dit een optie was, had hij dit in het kader van zijn schadebeperkingsplicht eerder moeten doen.
3.8.6.
Daar komt bij dat de onbewoonbaarheid van de woning volgens [eiser] zelf [2] deels te maken had met werkzaamheden aan de vloerverwarming, waarvoor [gedaagde] niet verantwoordelijk was.
3.8.7.
De rechtbank schat het in redelijkheid aan [gedaagde] toerekenbare deel van de kosten voor de tijdelijke huurwoning op grond van artikel 6:97 BW op € 12.500.
3.8.8.
[eiser] vordert ook de rentekosten voor een lening die hij is aangegaan. [eiser] heeft echter geen stukken overgelegd waaruit de hoogte van de lening en de daarover betaalde rente blijkt. Hij heeft ook niet gemotiveerd waarom die lening noodzakelijk was, noch welke kosten er precies mee zijn betaald. Deze post is daarom onvoldoende onderbouwd en wordt afgewezen.
Kosten Top Expertise en KakesWaal
3.9.
De kosten voor het inschakelen van Top Expertise en KakesWaal van in totaal € 2.912,49 komen de rechtbank redelijk voor, gelet op de in deze procedure vastgestelde gebreken en het feit dat [eiser] een leek is. De rechtbank zal deze bedragen toewijzen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
Buitengerechtelijke kosten
3.10.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank zal de vergoeding toewijzen over de toegewezen hoofdsom, conform de staffel bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (€ 875 + 1% over (€ 14.883 - € 10.000)) = € 923,83.
In reconventie
Afgeven balken Baboe Bouwbedrijf
3.11.
In rechtsoverweging 6.2 van het tussenvonnis van 8 maart 2023 heeft de rechtbank al geoordeeld over de vordering tot het afgeven van de balken van Baboe Bouwbedrijf. De rechtbank handhaaft deze beslissing en wijst deze vordering af.
Kosten Bouwcheck
3.12.
Gelet op de in deze procedure vastgestelde gebreken in de werkzaamheden van [gedaagde] zal de rechtbank vergoeding van [gedaagde] bijdrage in de kosten van Bouwcheck afwijzen.
Beslagen; verklaring voor recht en schadevergoeding
3.13.
[gedaagde] vordert een verklaring voor recht dat de door [eiser] gelegde beslagen onrechtmatig zijn, opheffing van die beslagen en vergoeding van de kosten die zij heeft moeten maken voor het door [eiser] gelegde bankbeslag.
3.14.
[eiser] wijst erop dat zijn schade vele malen hoger is dan het gelegde beslag, zodat het beslag niet onrechtmatig is.
3.15.
De rechtbank constateert dat de in dit vonnis toegewezen schadevergoeding en kosten – exclusief wettelijke rente – in totaal € 36.190,00 bedragen. [eiser] heeft een beslagverlof gevraagd en gekregen voor een bedrag van € 41.941,24; hij heeft echter onbetwist gesteld dat het beslag maar voor een totaalbedrag van € 1.981,45 doel heeft getroffen en dat dit bedrag deels ziet op de bedrijfsauto die gewoon kan worden gebruikt.
3.16.
Nu het beslagen vermogen ruim onder het toe te wijzen bedrag ligt en de beslagen bedrijfsauto nog kon worden gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat de beslagen niet onrechtmatig zijn. De vorderingen in reconventie die berusten op het uitgangspunt dat de beslagen wel onrechtmatig zijn, wijst de rechtbank dus af.
In conventie en in reconventie
Proceskosten
3.17.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
103,83
- griffierecht
952,00
(incl. beslagrekest)
- kosten deskundigen
1.796,85
(50% x € 3.593,70)
- salaris advocaat
2.149,00
(3,50 punten × € 614,00)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.279,68
3.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

In conventie
De rechtbank
4.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] h.o.d.n. MWindows & Doors toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eiser] en dat zij terzake schadeplichtig is;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 14.883,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 4 mei 2024 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 2.912,49 voor het inschakelen van Top Expertise en KakesWaal, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 4 mei 2024 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 12.500,00 voor gevolgschade, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 4 mei 2024 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 923,83 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 4 mei 2024 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
4.7.
wijst het gevorderde af.
In conventie en in reconventie
4.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 5.279,68, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.9.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.2 tot en met 4.5 en de onder 4.8 en 4.9 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
2565

Voetnoten

1.[gedaagde] heeft in zes delen in totaal € 30.183,43 aan [eiser] gefactureerd, waarvan hij € 30.055 heeft voldaan.
2.Zie §14 van de akte toelichting producties en wijziging eis van 13 januari 2023.