ECLI:NL:RBDHA:2024:7265
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag van Tunesische eiseres
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Tunesische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 5 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 maart 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 18 april 2024 een zitting gepland, maar beide partijen hebben aangegeven niet te verschijnen en dat de zaak buiten zitting kan worden afgedaan. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep. Uit de rechtspraak blijkt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder de staatssecretaris te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van uit wordt gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming. De staatssecretaris heeft op 3 mei 2024 bewijs overgelegd waaruit blijkt dat eiseres op 30 april 2024 zelfstandig haar woonruimte heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiseres heeft op 9 mei 2024 bevestigd geen contact meer te hebben met eiseres en niet te weten waar zij zich bevindt.
Gelet op deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiseres geen procesbelang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.