ECLI:NL:RBDHA:2024:7265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
NL24.13289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag van Tunesische eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Tunesische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 5 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 maart 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 18 april 2024 een zitting gepland, maar beide partijen hebben aangegeven niet te verschijnen en dat de zaak buiten zitting kan worden afgedaan. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep. Uit de rechtspraak blijkt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder de staatssecretaris te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van uit wordt gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming. De staatssecretaris heeft op 3 mei 2024 bewijs overgelegd waaruit blijkt dat eiseres op 30 april 2024 zelfstandig haar woonruimte heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiseres heeft op 9 mei 2024 bevestigd geen contact meer te hebben met eiseres en niet te weten waar zij zich bevindt.

Gelet op deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiseres geen procesbelang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13289

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Zij heeft op 5 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 25 maart 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [1] , op zitting gepland. De gemachtigden van partijen hebben de rechtbank op 18 april 2024 telefonisch aangegeven dat zij niet zullen verschijnen en dat de zaken buiten zitting kunnen worden afgedaan. De rechtbank heeft op diezelfde dag het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [2] volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. [3] Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en hij met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris op 3 mei 2024 schermprints heeft overgelegd, waaruit blijkt dat eiseres op 30 april 2024 zelfstandig de woonruimte heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres in een bericht van 9 mei 2024 aangegeven dat hij geen contact meer heeft met eiseres en dat zij niet aan hem te kennen heeft gegeven waar zij naar toe is gegaan. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar verzochte bescherming en op een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen procesbelang meer heeft.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL24.13290
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579