ECLI:NL:RBDHA:2024:7286
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Ethiopische nationaliteit houder, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft op 14 mei 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris er in het algemeen van mag uitgaan dat Zweden zijn verdragsverplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat er ernstige tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Zweden. Eiser heeft niet aangetoond dat hij onder specialistische behandeling staat of dat Nederland het meest geschikte land is voor zijn behandeling.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen uitstel heeft verleend voor het indienen van een nadere zienswijze. Eiser had voldoende tijd om medische informatie te verzamelen en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling heeft gesteld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken verzet aantekenen tegen deze uitspraak.