ECLI:NL:RBDHA:2024:7291
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Bulgarije
In de zaak met zaaknummer NL24.8105 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, was van mening dat zijn aanvraag niet correct was behandeld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had op 28 februari 2024 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 2 april 2024, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. C.M. Suurmeijer, en een tolk, M. Chorani, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovacs.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL24.8104) die verband houdt met het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 mei 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.