ECLI:NL:RBDHA:2024:7294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
NL24.14509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Oostenrijk

Op 13 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers, een voorlopige voorziening heeft gevraagd. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 4 april 2024, waarin de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. In de beoordeling van het verzoek heeft de voorzieningenrechter artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in acht genomen, dat bepaalt dat een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er beroep is ingesteld en onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en toegelicht hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de toewijzing van de gevraagde voorziening niet ingrijpend is. Het opschorten van de rechtsgevolgen van het besluit van 4 april 2024 betekent dat verzoeker niet mag worden uitgezet naar Oostenrijk totdat er op zijn beroep is beslist. Dit heeft geen onomkeerbare gevolgen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, die door de staatssecretaris moeten worden betaald. De totale vergoeding is vastgesteld op € 875, gebaseerd op de proceshandelingen van de gemachtigde.

De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals bepaald in artikel 8:83, derde lid, van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14509

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker tot het treffen van een voorlopige voorziening vanwege het besluit van 4 april 2024, waarin de staatssecretaris de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. In artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat de voorzieningenrechter die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen, als tegen een besluit beroep is ingesteld en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
In de beroepsprocedure is onder andere de vraag aan de orde hoe het arrest H&R van het Hof van Justitie uitgelegd en/of toegepast moet worden. [2] Deze rechtbank en zittingsplaats beantwoordt deze vraag binnenkort in de meervoudige kamer. In afwachting van de uitkomst van die procedure wijst de voorzieningenrechter het verzoek om het overdrachtsbesluit te schorsen toe.
3.2.
Toewijzing van de gevraagde voorziening is niet ingrijpend. Het opschorten van de rechtsgevolgen van het besluit van 4 april 2024 betekent slechts dat verzoeker totdat op zijn beroep uitspraak wordt gedaan, niet mag worden uitgezet. Toewijzing van het verzoek heeft ook geen onomkeerbare gevolgen.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 4 april 2024 wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet naar Oostenrijk totdat is beslist op het beroep.
4.1.
Omdat het verzoek wordt toegewezen heeft verzoeker recht op vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875. De gemachtigde heeft één proceshandeling verricht, namelijk het indienen van een verzoekschrift. De vergoeding bedraagt dan € 875.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijs het verzoek toe;
- verbiedt de overdracht van verzoeker aan Oostenrijk totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Hof van Justitie 2 april 2019, ECLI:EU:C:2019:280.