ECLI:NL:RBDHA:2024:7345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/09/664779 / JE RK 24-687
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten jeugdhulp en ondertoezichtstelling van een minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 april 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ernstige zorgen geuit over de ontwikkeling van de minderjarige, die verblijft bij ZIKOS. De ouders hebben hun uiterste best gedaan om de juiste hulp te krijgen, maar zijn vaak van het kastje naar de muur gestuurd zonder de benodigde begeleiding. De minderjarige vertoont zelfbeschadigend gedrag en suïcidale uitspraken, wat de noodzaak voor een gesloten plaatsing onderstreept. De kinderrechter heeft besloten dat de minderjarige onder toezicht wordt gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland en dat zij voor zes maanden in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp moet verblijven. De kinderrechter heeft overwogen dat de complexe problematiek van de minderjarige en de risico's voor haar fysieke en emotionele veiligheid een zorgvuldige en langdurige behandeling vereisen. De ouders hebben ingestemd met het verzoek van de Raad, en de kinderrechter heeft de verzoeken toegewezen, met de nadruk op het belang van de minderjarige en de noodzaak om de cirkel van crisis te doorbreken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/664779 / JE RK 24-687
Datum uitspraak: 30 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
'sGravenhage,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. P.J.W. de Water te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Gouda,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 april 2024;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 10 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van [de minderjarige] ;
- de vader;
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De moeder heeft per e-mailbericht van 30 april 2024 aangegeven niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Zij heeft in datzelfde e-mailbericht aangegeven dat de vader namens haar het woord zal doen.
1.4.
De kinderrechter heeft geen kindgesprek gevoerd met [de minderjarige] , omdat dat te belastend is voor [de minderjarige] . Zij is wel in de gelegenheid gesteld, ook per videoverbinding of telefonisch.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] verblijft bij [jeugdzorg] op [plaats] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 februari 2024 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 2 mei 2024, alsmede een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 2 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens wordt door de Raad een machtiging verzocht om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er bestaan ernstige zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van [de minderjarige] , haar sociaal-emotionele ontwikkeling en haar individuele problematiek. De ouders hebben zich altijd ingezet voor [de minderjarige] en hebben alle mogelijke hulpverlening ingezet om tot een verbetering te komen. Dit heeft echter onvoldoende effect gehad. De Raad vindt het dan ook belangrijk dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt om de ouders te ondersteunen en regie te voeren. Daarnaast vindt de Raad het noodzakelijk dat [de minderjarige] langer in de gesloten setting verblijft. Voorafgaand aan de gesloten plaatsing heeft [de minderjarige] zich langdurig in crisis bevonden, waarbij zij voortdurend werd verplaatst tussen psychiatrische instellingen en er geen plek is gevonden waar zij op een rustige en structurele manier geholpen kon worden. Sinds de plaatsing bij [jeugdzorg] wordt gezien dat het [de minderjarige] lukt om kleine stapjes te maken, maar de veiligheidsrisico’s en de kans op zelfbeschadiging of suïcide zijn nog enorm groot. In de komende periode zal gestart worden met therapiegesprekken om vanuit daar toe te werken naar traumabehandeling. Gelet op de complexiteit van de problematiek is het noodzakelijk dat dit zeer zorgvuldig wordt gedaan. De Raad hoopt dat [de minderjarige] in de komende periode kan profiteren van de nabijheid en behandeling die haar geboden wordt.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting de ouders gecomplimenteerd voor de wijze waarop zij zich opstellen en de samenwerking aangaan. Voor de komende periode is het belangrijk om met alle betrokkenen te gaan kijken welke stappen genomen moeten worden.
4.2.
Door en namens [de minderjarige] is ingestemd met het verzochte. De advocaat van [de minderjarige] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij al langere tijd betrokken is en [de minderjarige] ook in het kader van de Wvggz heeft bijgestaan. [de minderjarige] is het slachtoffer geworden van de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten en heeft in de afgelopen jaren niet de juiste hulp gehad. Nu [de minderjarige] op haar plek lijkt te zitten bij [jeugdzorg] is het van groot belang dat deze plaatsing wordt voortgezet en [de minderjarige] kan profiteren van de behandeling en nabijheid van professionals.
4.3.
De vader heeft, ook namens de moeder, ingestemd met het verzochte. De vader heeft ter zitting aangegeven dat zij zich als ouders grote zorgen maken om [de minderjarige] en de complexe problematiek waar zij mee kampt. Daarnaast maken de ouders zich zorgen over alle mediaberichten die op dit moment rondgaan over [jeugdzorg] en over de mogelijke sluiting van deze locatie. Dat brengt veel stress en onrust met zich mee, zowel voor de ouders als voor [de minderjarige] . De ervaringen van de ouders met [jeugdzorg] zijn tot op heden wel positief te noemen. Voor sommige kinderen is het wel een passende plek, zo verwoordt de vader. Verder heeft de vader aangegeven in de afgelopen jaren van het kastje naar de muur te zijn gestuurd en daar heeft [de minderjarige] ernstig onder geleden. Het is belangrijk dat [de minderjarige] bij [jeugdzorg] kan verblijven en dat zij de juiste behandeling krijgt om zich bewust te worden van haar moeilijkheden en mogelijkheden. De vader hoopt dat er voor [de minderjarige] een toekomst is waarin zij kwaliteit van leven heeft.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter merkt allereerst op dat [de minderjarige] geen kindgesprek heeft gevoerd met de kinderrechter en niet bij de zitting aanwezig is geweest. Zowel de Raad, de advocaat van [de minderjarige] als de ouders hebben voorafgaand aan de zitting aangegeven dat een zitting veel spanning en onrust met zich mee brengt en te belastend is voor [de minderjarige] . De kinderrechter hanteert vanzelfsprekend als uitgangspunt dat minderjarigen altijd worden gehoord in het kader van een gesloten plaatsing. Tegelijkertijd weegt het individuele belang van [de minderjarige] om rustig en stabiel op de groep te verblijven op dit moment dusdanig zwaar dat de afweging anders uitvalt. Het is zeer onwenselijk dat [de minderjarige] wordt belast met de spanning en onrust van een zitting. Zeker nu de impact van die belasting zo groot zal zijn dat dit het welzijn van [de minderjarige] in gevaar brengt. Daar komt bij dat [de minderjarige] in het bijzijn van de moeder aan de advocaat heeft aangegeven niet in gesprek te willen met de rechter en het eens te zijn met het verzoek. Dit maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat zij over de voorwaarde die de wet stelt dat een minderjarige bij de zitting aanwezig moet zijn – in het belang van de minderjarige zelf – heen zal moeten stappen.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3.
Ook is de van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.4.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Ter zitting en uit de stukken blijkt dat er zeer ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling van [de minderjarige] . Deze zorgen zijn met name gelegen in de complexe problematiek van [de minderjarige] en de risico’s rondom haar fysieke en emotionele veiligheid. [de minderjarige] vertoont zeer regelmatig zelfbeschadigend gedrag en doet suïcidale uitspraken. Daarbij blijft zij de grenzen opzoeken en is het moeilijk om met haar in contact te komen. Het vrijwillig kader is ontoereikend geweest, ondanks de inzet van de ouders, om deze zorgen weg te nemen. De kinderrechter ziet dat de ouders alles hebben gedaan wat binnen hun mogelijkheden ligt, maar dat [de minderjarige] onvoldoende van deze trajecten heeft geprofiteerd. Daarbij speelt ook mee dat de ouders van het kastje naar de muur zijn gestuurd en op cruciale momenten niet de juiste hulp en begeleiding hebben gekregen. De kinderrechter acht het van belang dat een jeugdbeschermer betrokken raakt om de ouders te ondersteunen. De jeugdbeschermer kan vanuit haar regievoerende rol beslissingen nemen om te voorkomen dat de relatie tussen de ouders en [de minderjarige] negatief wordt beïnvloed. Daarbij vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat [de minderjarige] langer binnen de gesloten setting van [jeugdzorg] verblijft. [de minderjarige] is gebaat bij de gesloten setting en heeft de nabijheid van professionals nodig om zich tegen zichzelf te beschermen. Van belang is dat zowel de ouders als [de minderjarige] achter een verblijf bij [jeugdzorg] staan. Het is belangrijk dat [de minderjarige] de rust en de ruimte krijgt om te starten met de therapiegesprekken en uiteindelijk kan toewerken naar traumabehandeling. Gelet op de heftige en complexe problematiek is het noodzakelijk dat hierbij het tempo en het belang van [de minderjarige] leidend zijn. De kinderrechter zal de verzoeken dan ook toewijzen zoals verzocht.
5.5.
De kinderrechter merkt temeer op dat het cruciaal is dat de cirkel van crisis wordt doorbroken. [de minderjarige] heeft zich langere periode in crisis bevonden en heeft op die momenten niet de juiste hulpverlening en behandeling gehad. Dit maakt dat de problematiek van [de minderjarige] steeds heviger en complexer is geworden. De kinderrechter geeft alle betrokkenen dan ook mee dat het voor nu van groot belang is dat wordt ingezet op passende behandeling voor [de minderjarige] . Zij mag niet meer van het kastje naar de muur gestuurd worden. Haar problemen zijn daarvoor veel te heftig en de mogelijke gevolgen kunnen onomkeerbaar zijn. Gelet op het gesprek ter zitting heeft de kinderrechter er alle vertrouwen in dat de betrokkenen zich maximaal zullen inzetten voor [de minderjarige] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 30 april 2024 tot 30 april 2025;
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 30 april 2024 tot 30 oktober 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.