ECLI:NL:RBDHA:2024:7355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
NL21.19356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ghanese eiser wegens veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Ghanese nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, met de motivering dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. De eiser kreeg geen uitstel van vertrek en er werd een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Groningen, waar de eiser niet ter zitting verscheen, maar zijn gemachtigde en zijn (voormalige) partner wel aanwezig waren.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De eiser had aangevoerd dat hij problemen ondervond van zijn familie in Ghana, met name vanwege zijn huwelijk met een christelijke vrouw en de vrees voor gedwongen besnijdenis van zijn dochter. De staatssecretaris had echter geconcludeerd dat Ghana als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat er geen aanwijzingen waren dat de eiser vreest voor vervolging of ernstige schade van zijn familie. De rechtbank heeft deze conclusie onderschreven en vastgesteld dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag van de eiser kennelijk ongegrond was.

De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over schulden bij winkeliers en de relatie met zijn partner besproken, maar kwam tot de conclusie dat deze geen aanleiding gaven om de afwijzing van de asielaanvraag te herzien. De rechtbank heeft de aanvraag van de eiser dan ook terecht afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.19356

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. C.S Treziak).

ProcesverloopBij besluit van 10 december 2021 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser krijgt geen uitstel van vertrek. Ook wordt een vertrektermijn onthouden en dient hij Nederland onmiddellijk te verlaten. Tot slot wordt aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf de datum dat hij Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij gevraagd om een voorlopige voorziening. Dit verzoek staat bekend onder de zaaknummers NL21.19357.
De rechtbank zou het beroep en het verzoek samen met de procedures van de toenmalige partner op 6 januari 2022 op zitting behandelen. Op verzoek van de staatssecretaris zijn alle zaken op 5 januari 2022 aangehouden, omdat de staatssecretaris documenten wilde onderzoeken. Het besluit van de toenmalige partner is op 14 juli 2022
ingetrokken en haar beroep en verzoek om een voorlopige voorziening vervolgens ook. Het besluit van eiser is niet ingetrokken.
Bij besluit van 14 juli 2023 heeft de staatssecretaris opnieuw op de aanvraag van de toenmalige partner beslist. Zij heeft daartegen beroep ingediend. Beide beroepen zijn op 14 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is niet ter zitting verschenen, wel zijn gemachtigde, zijn (voormalige) partner en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1.1
Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
1.2
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2013 zijn partner, die christelijk is, heeft voorgesteld aan zijn islamitische familie. De familie gaf aan dat ze niet eens waren met het huwelijk omdat de partner niet besneden was. Eiser en zijn partner hebben vervolgens langere tijd geen contact gehad met de familie van eiser. Rond april 2015 zijn eiser en zijn partner weer naar de familie van eiser gegaan om excuus aan te bieden. Vervolgens kon de partner met hun pasgeboren dochter bij de familie wonen terwijl eiser elders kon werken. Eén maand na de geboorte van de dochter eiste de familie van eiser dat zij zou worden besneden. De partner van eiser weigerde dit en is samen met haar dochter naar eiser gegaan om bij hem te wonen. Eiser heeft aangegeven dat zijn vader hem heeft opgebeld en gezegd dat hij niet langer welkom is op de begrafenis, en dat zijn familie niks met hem te maken wil hebben. Eiser heeft verder verklaard dat zijn broer hem na de geboorte van de dochter één keer op zijn hoofd heeft geslagen vanwege een ruzie, omdat hij hem ervan verdacht dat hij kleding wilde stelen.
Besluitvorming
1.3
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) problemen met familie, 3) bekering naar het christendom en 4) schulden bij winkeliers.
1.4.1
De staatssecretaris heeft zich in het voornemen, dat deel uitmaakt van het bestreden besluit, op het standpunt gesteld dat alle elementen geloofwaardig zijn. Eiser is afkomstig uit Ghana. Ghana kan worden beschouwd als veilig land van herkomst.
1.4.2
Verder heeft de staatssecretaris aangegeven dat niet is gebleken dat eiser vreest voor vervolging of ernstige schade van zijn familie, of te vrezen heeft voor gedwongen besnijdenis van zijn dochter. Allereerst heeft de familie van eiser gezegd dat ze de dochter wilde besnijden, waarna de partner van eiser zich heeft onttrokken aan de familie van eiser. Daarna zijn er geen problemen meer geweest met de familie van eiser.
1.4.3
De staatssecretaris heeft verder aangegeven dat eiser heeft verklaard dat zijn familie niets meer met hem te maken wil hebben. Hieruit blijkt dat eiser niet te vrezen heeft voor zijn familie, maar juist dat zijn familie het contact heeft verbroken. Ook valt niet in te zien dat de familie hem tot zijn vertrek in 2016 (en de partner tot haar vertrek in 2020) met rust hebben gelaten en er bij terugkeer vrees moet bestaan voor vergiftiging.
1.4.4
Ook is niet gebleken dat eiser te vrezen heeft voor problemen vanwege zijn bekering naar het christendom.
1.4.5
Voor zover eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft vanwege schulden heeft de staatssecretaris aangegeven dat eiser meerdere jaren in [plaats] heeft kunnen verblijven zonder dat hij problemen heeft ervaren, behalve de omstandigheid dat de winkeliers vragen om hun geld. De vrees van eiser dat hij in de gevangenis zal belanden omdat hij schulden heeft is niet aannemelijk, omdat eiser alleen door de winkeliers is gevraagd om de schulden terug te betalen en er geen politie is ingeschakeld. Verder heeft de staatssecretaris aangegeven dat geld lenen van winkeliers om deze niet terug te betalen voor eigen rekening van eiser komt. Volgens de staatssecretaris is sprake van een commuun delict als bedoeld in artikel 3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (C). Dit delict is niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Verder is niet gebleken dat er sprake is van een onevenredige of discriminatoire maatregel. Ten aanzien van de overige verklaringen van eiser waarin hij een beroep doet op zijn financiële situatie, wordt overwogen dat dit buiten de reikwijdte van het Vluchtelingenverdrag valt.
1.5
In het bestreden besluit gaat de staatssecretaris in op dat wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Voor zover is aangevoerd dat sprake is van schending artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft de staatssecretaris aangegeven dat niet is aangetoond dat de partner van eiser niet terug zou kunnen keren naar Ghana. Zij heeft van jongs af aan in Ghana gewoond en niet valt in te zien dat zij niet terug zou kunnen keren naar Ghana. Daarom is geen sprake van schending van artikel van het 8 EVRM.
Relatie verbroken
1.6
Zoals onder het kopje procesverloop is aangegeven is het besluit van de partner ingetrokken en heeft de staatssecretaris opnieuw op haar aanvraag beslist. In de zienswijze voorafgaande aan dat besluit heeft de partner aangegeven dat de relatie met eiser is verbroken. Ter zitting van de rechtbank heeft de gemachtigde dit bevestigd en aangegeven dat zij niet weet waar eiser is en dat zij al geruime tijd geen contact meer hebben gehad. De gemachtigde heeft aangegeven geen toestemming te hebben om het beroep van eiser in te trekken. De partner heeft ter zitting verklaard dat eiser drie keer heeft gebeld en hij alleen vroeg hoe het met het kind is. De partner heeft ook verklaard niet te weten of eiser in Nederland is. Desgevraagd heeft de gemachtigde van de staatssecretaris aangegeven dat eiser niet staat gemeld als zijnde met onbekende bestemming vertrokken. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het ontbreken van procesbelang. De rechtbank zal de gronden van het beroep hierna bespreken.
Gronden van beroep
2.1
Eiser voert aan dat hetgeen in de zienswijze is aangevoerd gehandhaafd blijft en dient hier als ingelast te worden beschouwd.
2.2
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van eiser om de ingebrachte zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van de staatssecretaris daarop in het bestreden besluit tekortschiet, niet kan worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
3.1
Eiser bestrijdt verder het standpunt van de staatssecretaris dat eiser tegen de problemen met zijn familie bescherming kan inroepen bij de autoriteiten in Ghana. Eiser stelt dat hij wel degelijk te vrezen heeft voor zijn familie. Dat de familie hem tot zijn vertrek in 2016 met rust heeft gelaten wil niet zeggen dat hij niet te vrezen heeft voor zijn familie. Eiser merkt daarbij op dat de periode dat zijn partner zich heeft onttrokken aan zijn familie een korte periode is geweest en dit geen garantie is dat de familie hem verder met rust zal laten aangezien zijn vader streng in de leer is en moslimleider is. Eiser zal door de moslimgemeenschap als afvallige worden gezien. Eiser stelt dat de Ghanese autoriteiten hem niet zullen kunnen beschermen tegen de moslimgemeenschap.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiser vreest voor vervolging of ernstige schade van zijn familie, omdat eiser heeft verklaard dat zijn familie niets meer met hem te maken wil hebben en hem tot zijn vertrek met rust hebben gelaten. Daarbij heeft de staatssecretaris kunnen betrekken dat eiser reeds in 2013 aangaf dat hij samen was met een christelijke vrouw en het contact verbrak met zijn familie, wat niet tot (ernstige) problemen met zijn familie heeft geleid. Vervolgens is eiser teruggekeerd naar zijn familie, heeft hij zijn excuses aangeboden en kon zijn christelijke vrouw meerdere maanden bij zijn familie verblijven. Bovenstaande draagt te meer niet bij aan de aannemelijkheid dat eiser te vrezen heeft voor problemen met zijn familie vanwege zijn geloofsovertuiging. Aan de vraag of de Ghanese autoriteiten hem niet zullen kunnen beschermen tegen de moslimgemeenschap komt de rechtbank niet toe.
4.1
Eiser bestrijdt verder het standpunt van de staatssecretaris voor wat betreft het element “schulden bij winkeliers”. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte niet in de beoordeling heeft meegenomen dat hij heeft aangevoerd dat de winkeliers hem niet met rust zullen laten bij terugkeer naar Ghana en dat hij geen familie heeft waarop hij terug kan vallen.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank maakt de enkele stelling van eiser dat de winkeliers hem niet met rust zullen laten niet dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld zoals weergegeven in het voornemen zoals weergegeven onder 1.4.5.
5.1
Ook bestrijdt eiser het standpunt van de staatssecretaris dat niet is aangetoond dat de partner van eiser niet kan terugkeren naar Ghana en er geen sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank behoeft deze beroepsgrond geen bespreking meer gelet op de omstandigheid dat de relatie met de partner is verbroken. Omdat verder niet is gesteld of gebleken dat eiser familieleven heeft met zijn in Nederland geboren dochter, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of in dit verband sprake is schending van artikel 8 van het EVRM.
Conclusie
6.1
De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. et beroep is ongegrond.
6.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr.M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.